zondag 13 december 2009

De Metro Dame

Mijn opa vertelde mij ooit dat hij tientallen jaren geleden eens een hele dag in de Parijse metro had doorgebracht met mijn oom die toen nog een klein jongetje was. Ze liepen van metro naar metro en doorkruisten de hele stad zonder boven de grond te komen. Vergeet de Notre Dame en het Louvre, niets is zo mooi als het ondergrondse leven van Parijs.

Dagelijks heb ik genot om mijn uurtje in de onderaardse gangen door te brengen. Zo zat ik afgelopen week in de lijn 1 toen er een dame binnenstapte. Ze droeg een witte bontjas, een parelketting en om haar pols schitterde een horloge dat was afgezet met kleine diamantjes. Het meest opvallende vond ik echter de Gucci zonnebril in haar haren. Het zal vast een model zijn geweest dat ook tegen de regen beschermde, want anders zou ik niet weten waarom ze de bril bij zich had die dag.

Kort gezegd, het was een opvallende verschijning. Voordat ze tegenover mij plaatsnam, veegde ze met haar hand over het stoeltje. Alsof deze handeling enig effect zou hebben op de properheid van het zitvlka. De andere reizigers om mij heen bekeken haar ondertussen volgens de Parijse methode. Dat wil zeggen, ze doen alsof ze zeer verdiept zijn in hun boek of krant, maar kijken ondertussen net over de pagina’s heen.

Ik geloof dat de onuitgesproken conclusie was dat de chauffeur van de dame een dagje vrij moest hebben genomen, want ze had hier werkelijk niets te zoeken in de metro. Een echte Parisien laat echter niet merken dat hij onder de indruk is en dus doken de neuzen nog dieper in de boeken en de kranten.


Naast me zat echter een negerin die geen lectuur bij zich had en bovendien een stuk oplettender was dan ikzelf en mijn medereizigers. ‘Mevrouw, heeft gezien dat uw tas is gescheurd?’, vroeg ze aan de dame. Ik keek op en inderdaad zat er een grote scheur aan de onderkant van de kartonnen tas van een duur kleding merk. Er staken twee truien uit de tas, die er bijna uitvielen.

Zonder de opmerkzame vrouw aan te kijken, mompelde de dame iets in de trant van ‘Oh, dank u wel’ en trok ze de tas op schoot. Het was het begin van een prachtig schouwspel. Ik heb zelden iemand zo onhandig twee truien uit een tas zien halen. Tot op het moment van schrijven is het me onduidelijk waarom de dame ze per se via de scheur naar buiten wilde halen.

De opmerkzame negerin had ondertussen niet stil gezeten. Ze was namelijk in het bezit van een onuitputtelijke tas zoals alleen echte vrouwen hebben. Zo’n exemplaar waarmee je twee weken op reis kan door de binnenlanden van China zonder iets tekort te komen. Hoe dan ook, er kwam een plastic tas uit van de C&A die ze met een vriendelijke lach aan de dame aanbood.

De dame die de truien ondertussen op haar schoot had liggen, keek de negerin met een twijfelende blik aan. De fantoomlezers hadden hun toneelstukje ondertussen opgegeven en bekeken openlijk de afweging van de dame. Het duurde allemaal namelijk net iets te lang en haar blik sprak boekdelen. Toch zei ze uiteindelijk uiterst vriendelijk: ‘Dank u wel, wat vriendelijk van u!’

Voor het eerst keek ze de negerin in het gezicht aan en begon zelfs een vriendelijk gesprekje. Toch denk ik dat de negerin zich vooral dat ene moment van twijfel zal herinneren. Helaas zal zij even als ikzelf nooit weten waarover de vrouw twijfelde. Wilde ze geen tas aannemen van een negerin of was het vooral het grote C&A logo op de tas waarmee ze niet gezien wilde worden?

Toen ik uitstapte was het vriendelijke gesprek tussen de twee alweer uitgedoofd en waren mijn medereizigers weer verdiept in hun boeken. Nergens laten mensen zich zo kennen als in de metro. De volgende keer als u in Parijs bent, doe ook eens een dagje ondergrondse!

zondag 6 december 2009

De Kerstboom

Bij de kerstboom denk ik aan zo’n groene, lekker ruikende fijnspar, die je samen met je vader op een zondagmiddag met een botte bijl en figuurzaag uit een naburig bos omzaagt om vervolgens in de huiskamer met echte kaarsen en de oude kerstballen van oma te versieren. Maar ik vergis me, tegenwoordig is het boomachtige met nepnaalden van plastic, zodat je volgend jaar tenminste niet opnieuw een boom hoeft te kopen.

Aangezien de straten van Parijs al wekenlang met lampjes behangen zijn en je geen etalage voorbij kan lopen zonder een kerstman te zien staan, kwam ik zelfs al voor Sinterklaas in de kerstsferen. De druk van de commercie op mijn fragiele schoudertjes werd steeds groter (toch eens wat meer eten) en dus toog ook ik naar de winkel voor een prachtig exemplaar van de eerder geroemde kunstkerstboom. Ik dacht ik wil ‘een kerstboom’, maar vroeg om een ‘sapin de noël’.

Niet veel later kon ik beginnen met het meest feestelijke onderdeel, namelijk het opzetten van den kerstboom (of van den den, zo u wilt). Op de achtergrond klonk stemmige kerstmuziek over een kleine trommelaar (param pam pam pam) en dus kon ik beginnen. Altijd beginnen met de lampjes, zo herinnerde ik mij een uitspraak van mijn vader. Dus dat deed ik.



Toen de stekker in het stopcontact ging, bleek dat ik onoplettend was geweest. De lampjes die prachtig over het boompje waren verdeeld bleken namelijk te knipperen. Aan uit, aan uit, aan uit (param pam pam pam). Ik pakte het doosje er bij en toegegeven, er stond inderdaad wel op het doosje vermeld dat de lampjes knipperend waren. Ik dacht ‘shit’ en maar riep ‘putain’ want nu zat ik dus met een beetje ‘hoerige’ kerstboom in mijn kamer (param pam pam pam).

Ik dacht ‘maar goed’, maar zei ‘enfin’, dan had ik maar beter op moeten letten in de winkel. Verder dus met de rode kerstballen die ik een voor een uit de doos verwijderde. En daar vestigde ik een nieuw record, slechts een kerstbal gleed door mijn vingers en stuiterde op de grond (param pam pam pam). Maar op wonderenswaardige wijze besloot de bal niet kapot te gaan. 24 ballen, 0 doden.

Nadat ook het stalletje onder aan de boom was gezet (een cadeautje van een ondertussen verhuisde buurvrouw), kon ik mijn kerstboom tevreden aanschouwen. Ik dacht ‘Jezus Christus’ wat een prachtige boom, maar zei ‘Nana Mouskouri’ (param pam pam pam). Toen wist ik dat teveel kerstliedjes had gedraaid...

Nana Mouskouri is namelijk helemaal niet Frans.

dinsdag 1 december 2009

Als Zwerver in Parijs

Mijn internetverbinding is weer in orde, dus verblijd ik u graag met een belevenis uit de afgelopen weken.

‘Woon jij hier ?’

Ik keek op van de laptop die op mijn schoot stond. Voor mij stond een jongetje met een rode driewieler. Ongeduldig bewoog hij zijn fietsje van voor naar achter, terwijl hij me nieuwsgierig aankeek. Ik schatte het mannetje op een jaar of 5.


Ik antwoordde duidelijk niet snel genoeg naar zijn zin, want hij begon zelf verder te praten. ‘Ik heb ook een computer en dan speel ik altijd spelletjes met salto en zelia.’
‘Zijn dat je vriendjes?’, vroeg ik geïnteresseerd.

‘Née-hee!’

Ik had duidelijk een domme opmerking gemaakt.

‘Dat is een spelletje op de computer. Ik ben daar heel goed in.’

‘O! Ik kende dat spelletje niet.’, zei ik om me nog enigszins te redden en niet helemaal achterlijk te worden gevonden door het kereltje.


Maar hij praatte onverstoord verder.
‘Ik speel heel veel op de computer als het regent. Als het mooi weer is, speel ik liever buiten. Maar mijn computer is thuis.
Woon jij hier?’

Eindelijk begreep ik het misverstand. Ik zat hier in het Parc Monceau met mijn laptop om mijn e-mail te checken. In het park zat namelijk een hotspot van de gemeente Parijs zodat ik hier gratis kon internetten. Maar het ventje dacht omdat ik hier mijn computer had, dat ik hier ook woonde. Hij associeerde een computer met zijn huis.



Ik besloot het spelletje mee te spelen.
‘Nee, ik woon hier niet. Dit is mijn kantoor’, zei ik hem dan ook lachend.
‘O’, antwoordde het kereltje bedremmeld.

Om hem niet teleur te stellen, vertelde ik verder.

‘Mijn huis is daar!’ Ik wees naar de andere kant van de vijver.
Met grote ogen volgde het jongetje mijn vinger en keek naar het bankje aan de overkant van het water. Daarna keek hij me weer aan, in afwachting van wat ik nog meer te zeggen had.


Ik begon lekker op dreef te komen.
‘De vijver is mijn badkuip.’, vertelde ik. ‘Heb jij een badeendje?’
Het kereltje antwoordde vrolijk: ‘Ja! Ik heb er zelfs twee. Een gele en een rode!’
‘Ik heb geen badeendjes.’, zei ik,
‘Ik heb echte eendjes in mijn bad!’

Het jongetje moest lachen.


‘En zie je die boom daar?’, ik wees naar een willekeurige boom in de buurt.
Hij knikte ja.

‘Dat is nou mijn WC!’

Met grote ogen keek hij me aan. ‘Echt waar?’

‘Ja, echt waar!’, bevestigde ik.

Vervolgens werd ons gesprekje onderbroken door het geroep van een dame.
‘Matthieu! Kom je hier. Laat die meneer eens met rust!’

Zonder nog iets te zeggen draaide het jongetje zijn driewieler om en fietste naar zijn moeder toe.

Trots vertelde hij: ‘Mama, ik heb een echte zwerver gezien!’

maandag 23 november 2009

Kort bericht

De berichtgeving via dit blog is tijdelijk gestaakt omdat ik helaas zonder internetverbinding zit. In afwachting van het herstel van deze verbinding, wil ik alvast laten weten dat ik 19 december tot en met 3 januari in Nederland zal zijn.

zondag 8 november 2009

De Warme Thuiskomst

Het schemerde toen ik donderdag uit de metro stapte. De onvermijdelijke wintertijd zorgde ervoor dat het weer vroeg donker werd. Het was een lange collegedag geweest en ik had de volgende ochtend al het tentamen. Dat werd dus een pizzaatje vanavond, zodat er genoeg tijd overbleef om nog wat te leren.

Soms heb je het gevoel dat het leven sneller gaat dan jijzelf. Alsof je nog maar net aan kan haken bij de laatste wagon van de trein. Je voelt de wind door je haren gaan en denkt dat je ieder moment van de trein geblazen kan worden. Dit gevoel had ik afgelopen week. Iedere dag in de collegebanken tot het eind van de middag en iedere avond druk samenvatten en leren om niet achter te raken. Ik was moe.

Eenmaal boven de grond liep ik langs de plaatselijke krantenman. Hij trok de Le Monde’s en L’équipes uit de rekken en gooide ze op een stapel op de grond. Oud nieuws, vanmorgen nog een euro waard, nu overgeleverd aan de prullenbak. Ik rende er aan voorbij om nog net voordat het stoplicht op rood sprong over te kunnen streken.

In de verte hoorde ik trompetmuziek schallen, die steeds luider werd. Ik sloeg de hoek om, mijn straat in en zag waar het vandaag kwam. Twee mannen met ieder een trompet stonden midden in de straat te spelen. Tussen hen in stond een box die achtergrondgeluid voortbracht. Ik stapte steeds dicherbij op het ritme van de muziek.

Breedlachend kwam een van de mannen op mij afgelopen. Zijn rechterhand omklemde zijn trompet en in zijn linkerhand een bekertje. Ik gooide er twee euro in toen hij bij me was. Samen liepen we op naar zijn vriend, terwijl hij vrolijk verder trompetterde. Het geluid was oorverdovend.

Precies bij de voordeur van mijn huis stond de andere man met de box opgesteld. Ik besloot nog even te blijven luisteren, terwijl de man met het bekertje ondertussen van raam naar raam ging. De mensen op de benedenverdiepingen waren immers ook opgeschrikt van de muziek.

Mijn gedachten dwaalden af naar het tentamen van de volgende dag. Ik zette op een rijtje wat ik vanavond allemaal nog moest doornemen en bedacht me dat het eigenlijk wel mee viel. Doordat ik de afgelopen week iedere avond al had zitten leren, was het slechts een kwestie van puntjes op de i zetten.

Toen ik voordeur opendeed, voelde ik me tot rust gebracht. De trein was minder hard gaan rijden, of ik hield me steviger vast, ik weet het niet. Eenmaal op mijn kamer zette ik het raam open. Zachtjes hoorde ik het trompetgeschal vanaf de straat. Thuis ontvangen met muziek, daarom woon ik nou in Parijs!

zaterdag 31 oktober 2009

Op stap met de dames

Als je in Parijs woont, heb je een druk leven. De Parijzenaar herken je aan veel gezwaai met een agenda en geklaag over het volle programma. De inwoners van de stad hebben dan ook altijd haast. Liever rennen voor de metro, dan drie minuten wachten op de volgende. Om tot rust te komen in deze hectische wereld, gaat de echte Parisien wandelen (se balader)…

‘Wat ga je doen zondag?’ ‘Ik ga wandelen met mijn vrienden. ’ In Nijmegen zou je meteen vragen of ze trainen voor de vierdaagse, maar in Parijs vraag je waar. ze gaan rondstappen Om vervolgens te horen dat ze naar de Jardin de Luxembourg, het Canal Saint Martin of dat ene ‘Quartier Hypersympa’ gaan.

Toen we afgelopen week twee uur tijd hadden tussen de college’s, was ik dan ook niet verbaasd dat er werd voorgesteld om te gaan wandelen. Het Quartier Latin werd deze keer met ‘sympa’ bestempeld en dus liep ik tien minuten later over de Boulevard Saint Germain met drie dames om me heen.

Geen van allen wisten we waar we heen liepen, dat maakte ook niet uit. De zon scheen fel aan de blauwe hemel en met de jas aan was het prettig toeven. We liepen door rode stoplichten, doorkruisten een marktje en passeerden de termen van Cluny. Een zwerver die om geld kwam schooien, werd afgewimpeld met de woorden ‘het is een moeilijke tijd voor ons allemaal’ en een ober die ons binnen probeerde te lokken, werd straal voorbij gelopen. We wandelden!



Maar toen bleek toch dat ik met dames op stap was. Er werd halt gehouden voor een schoenenwinkel. Niet om schoenen te kopen, maar om te vragen of ze misschien een andere schoenenwinkel wisten te zitten. Zoiets als: “Ik wil bij u geen schoenen kopen. Ik ga naar een andere winkel en daar ga ik wel schoenen kopen. Uw schoenen zijn ‘nul’.”

Helaas voor de dames en gelukkig voor mij wist men de andere schoenenwinkel niet te vinden. De wandeling werd voortgezet. Het gesprek kwam ondertussen op jeugdherinneringen. Voor ik het wist zongen de dames luid Wannabe van de Spice Girls en even later werd mij gevraagd of kinderen in Nederland ook aan ‘elastieken’ deden. Even was ik bang dat een van de meiden een veelkleurig elastiek uit een jaszak zou toveren.

Toen passeerden we een etalage waarin heel veel chocola lag uitgestald, de kerst is immers weer op komst en dus liggen de supermarkten weer vol met chocolade. Hier konden we niet voorbij lopen. Dus werd er door ieder een euro ingelegd en even later smolten de chocolade eitjes in mijn mond.

Maar door onze chocoladestop moesten we opschieten om weer op tijd te zijn voor ons college. Tja, haasten en wandelen, gaat natuurlijk niet samen in het woordenboek van de Parisien. De voetjes waren ook wel toe aan wat rust. De bus bracht uitkomst. Al moesten we wel rennen om hem te halen...

zondag 18 oktober 2009

Parijs aan mijn voeten

Als ik vanaf mijn dakraampje naar buiten kijk, zie ik de schotelantenne van de buren en vooral veel dakpannen. ’s Avonds gluur ik stiekem door de ramen van de Mexicaanse achterbuurvrouw naar binnen en verder zie ik schoorstenen, tientallen exemplaren in allerlei soorten en maten.

Ik zit te hoog om de binnentuin te kunnen zien en verder is er alleen maar lucht. Een blauwe massa die gevuld wordt met wolken en vliegtuigen die vanaf vliegveld Charles de Gaulle komen. In de avondschemering komen er enkele vleermuizen tevoorschijn. Een bezoek aan mijn kamer doe je dan ook niet voor het geweldige uitzicht over Parijs.

Afgelopen week ging ik ging naar het laboratorium waar ik vanaf januari mijn stage ga lopen. Ik ben me alvast aan het inlezen en wat voorbereidende experimenten aan het doen. Het lab is gewoon bij mijn universiteit en zit op de vijfde verdieping van het gebouw. Na een hartelijk ontvangst kreeg ik mijn plaats aan het raam toegewezen. Ik ging zitten en bleef eerst vijf minuten naar buiten kijken.

In het midden het gebouw waar ik stage ga lopen

Het was me snel duidelijk dat het geen straf zou zijn om hier te moeten werken. Onder het gebouw stroomt de Seine langs waarover de hele dag de toeristenboten voorbij varen. Als je verder kijkt zie je bovendien de Bastille, het Centre Pompidou en in de verte de Sacre Coeur liggen. Als je uit het raam zou gaan hangen, zie je ook de Notre Dame nog.

Terwijl ik de verschillende vloeistoffen in mijn buisjes pipetteer, ligt Parijs dus aan mijn voeten. Zeker straks in de winter, als het vroeg donker is, moet het geweldig zijn om alle lampjes te zien. Maar daar zal ik tegen die tijd nog wel van gaan genieten, want een ding is zeker. Het zullen lange dagen worden tijdens mijn stage. De afgelopen week was ik in ieder geval niet voor 19.30 thuis.

Maar laten we nou eerlijk zijn. Als je moet kiezen tussen een prachtig uitzicht over Parijs of een paar nietige schoorstenen, dan blijf je toch uit jezelf al liever in het lab! Misschien toch eens informeren of er niet nog ruimte is voor een matrasje op de grond!

Al moet ik dan natuurlijk wel het uitzicht op mijn Mexicaanse achterbuurvrouw missen. En wie weet, nodigen die schoorstenen toch nog wel uit tot wat meer vermaak...

zaterdag 10 oktober 2009

De Loodgieter vs. De Wastafel

Op de vierde verdieping moest er even uitgerust worden. Zwaar hijgend, steunde de man op de trapleuning om pas na een halve minuut de tocht naar boven voort te zetten. Eenmaal op mijn kamer liet hij de leren tas met gereedschap van zijn schouder op de grond vallen en zocht hij steun bij de deurpost om te voorkomen dat zijn lichaam een zelfde route zou volgen.

Het was maandagochtend kwart over acht. De man had zich vast een leuker begin van de week voorgesteld. Maar ik was zijn eerste klant en heb nou eenmaal geen lift. Terwijl de man op adem kwam, maakte ik van de gelegenheid gebruik om de situatie uit te leggen. Mijn douche zat verstopt. Mijn water liep nauwelijks weg en als een van de buren gingen douchen, kwam het bij mij naar boven.

Al snel zat de man dan ook gebukt onder mijn wastafel de leidingen te bekijken. Er werd een dop losgedraaid en er kwam water uit naar boven. Snel greep de man dan ook naar een emmer, maar kwam daarbij met zijn hoofd in aanvaring met de wastafel. Het gaf een flink dreun en werd snel gevolgd door een harde uitroep. ‘Putain!’

Daarna begon het gevecht met de leidingen echt. Allerlei gereedschap werd erbij gehaald en snel was er weer een dreun. Opnieuw stootte hij zijn hoofd hard tegen de wastafel. ‘Merde!’ Deze keer schreeuwde hij zo hard, dat het hele huis het gehoord moet hebben. Het zat hem niet mee vandaag. Eerst die trap, vervolgens die wastafel en het was nog niet klaar.


Hij ging ondertussen verder en het probleem bleek een heel eind verderop in de buis te zetten, voorbij de kamer van mijn buurvrouw. Ik bood hem intussen een kop koffie aan, want zo heb ik altijd geleerd, werkmannen draaien op koffie. Als je er geen koffie ingooit, komen ze niet op gang.

De loodgieter had ondertussen voor de derde en later ook de vierde keer zijn kop gestoten. Maar een ezel stoot zich geen ‘drie’ keer aan dezelfde steen. Dus de dreunen werden niet meer gevolgd door scheldpartijen. Alsof hij zich erbij neer had gelegd dat het vandaag tegen zat en ook niks meer zou worden. Maar de verstopping was nog niet verholpen.

Hij besloot toen wat extra gereedschap te gaan halen uit zijn auto. Ruim tien minuten later stond hij weer zwaar hijgend aan de deurpost. Het enige wat ik kon doen was weer een kop koffie voor hem in te schenken. Ik kon moeilijk de hele tijd bij hem staan kijken, dus ik besloot nog even een college voor te bereiden.

Tot ik weer een dreun hoorde. Ik keek er niet meer op van. Maar nu hoorde ik plotseling water weglopen. Eerst dacht ik nog dat het de loodgieter was, die een slok van zijn koffie nam. Maar toen het aanhield, ging ik kijken. De loodgieter wreef met zijn hand over zijn achterhoofd, maar glimlachte breed: ‘Het loopt weer weg!’

zaterdag 3 oktober 2009

Een Nieuw Collegejaar

Tien minuten voor het begin van het college, het is nog rustig. De docent is begonnen met het aansluiten van zijn laptop en de eerste studenten zitten in de zaal. Er wordt rustig gebabbeld over de vorige avond of over het weer. Een voor een druppelen de studenten binnen.

Pas de laatste minuten voor de start wordt het echt druk. Opeens komen de studenten overal vandaan. De gemotiveerde dames op de voorste rij hebben hun papieren voor zich uitgestald, de punten van hun potloden geslepen en de agenda opengeklapt bij vandaag. Op de achterste rij veegt de een de slaap nog uit zijn ogen, terwijl een ander met de oordopjes van zijn mp3-speler nog in zijn oren, in slaap lijkt te zijn gevallen.

Als de docent zijn verhaal is begonnen, begint het spel van de onvermijdelijke laatkomers. De meesten zoeken zo snel mogelijk een plaatsje achter in de zaal. Terwijl sommigen net dat plaatsje in het midden willen, zodat de hele rij voor ze op moet staan. De geharde docent doet net alsof hij het niet ziet en spreekt rustig verder.

Het zal waarschijnlijk niet veel uitmaken in welke Nederlandse universiteit je binnenstapt of je zult het bovenstaande tafereel tegenkomen. Natuurlijk kan de dame op de eerste rij ook best een man zijn, maar het principe blijft hetzelfde.


Mijn verbazing was dan ook groot toen ik vorig jaar mijn eerste colleges in Frankrijk ging volgen. Tien minuten vooraf was de zaal al voor de helft gevuld! De laatkomers waren op een hand te tellen. Ze zeiden bij het binnenkomen bovendien iets in de trant van ‘Excusez-moi’, waarop de docent ze dan met een vriendelijk bonjour toeknikte.

Regelmatig waren de rollen zelfs omgedraaid! Dan zat op het begintijdstip een hele zaal klaar en was juist de docent 5 minuten te laat. Zelfs als een docent drie keer op rij te laat was, bleven de studenten gewoon vroeg komen. Wie was hier nou de student en wie de docent? Mijn verbazing was groot.

Ook mijn nieuwe collegejaar begon weer zo. Op vrijdagmiddag staat er de komende weken op mijn rooster namelijk een les van 16.00 tot 18.00. Gister tijdens de eerste bijeenkomst, was het eerste wat de docent aan ons vroeg: 'Kunnen we dat alstublieft veranderen? Ik zit er niet op te wachten om hier iedere vrijdag tot 18.00 uur te zitten.'

‘Elle est sympa’, zei een vriendin van me achteraf. ‘Oui, elle est vraiment sympa’, beaamde ik…

zaterdag 26 september 2009

Busje komt zo?

Maandag beginnen voor mij de colleges weer en dus nam ik de afgelopen week even lekker de tijd om de stad te bekijken. Niet de Eiffeltoren, de Arc de Triomphe of de Notre Dame, ik ging juist op zoek naar dat ene onbekende museumpje en dat parkje waar ik nog nooit was geweest.

Ondanks mijn geurervaring van afgelopen januari reis ik bij dit soort tripjes het liefst met de bus. Het brengt me in een onbekommerde stemming. Als je binnenstapt, zegt de chauffeur je vriendelijk goedendag en knikken de bejaarden op de eerste stoelen je toe. Het constante optrekken en afremmen wiegt je langzaam in slaap en bovendien kan je onderweg lekker naar buiten kijken.

Deze week werd mijn rust echter ernstig verstoord door een zwarte Smart. U moet weten dat het Parijse stadsverkeer wordt gedomineerd door deze miniatuurauto’s. De ene helft van Parijs rijdt in een Smart en de andere helft in een Mini Cooper. Dit specifieke exemplaar had het een beetje hoog in de bol zitten en dacht de bus wel even aan de kant te duwen. U snapt het, dat werd een botsing.

Nou ja, botsinkje, want op enkele krassen na was er niets aan de hand. Overigens dachten de buschauffer en de bestuurster van de Smart daar heel anders over. Uit de zware auto kwam namelijk een zeer opgetutte dame op rode hakschoenen. Het liep uit op een ordinaire scheldpartij waar de hele bus inclusief de bejaarden op de voorste rij van mocht meegenieten.

Als ik alle scheldwoorden zou weglaten, bleef er van het gesprek ongeveer dit over:
'Ik had wel dood kunnen zijn!'
'Overdrijf niet! Het zijn maar een paar krasjes. Bovendien had ik voorrang!'
'U moet zich schamen!'
'Het was anders uw eigen fout...'
'Ach man, spring toch de Seine in!'

'Doe het lekker zelf!'

Iedereen dacht dat dit wel even ging duren, maar uit het niets stopten ze met schelden en beende de dame boos weg. De buschauffeur vroeg ondertussen om een pen en noteerde het nummerbord van de Smart. Ik zag de dame in haar auto hetzelfde doen. Met gierende banden reed ze vervolgens weg. Ik vroeg me af of niemand haar even kon vertellen dat ze in een smart reed….


Toen ik op het eind van de middag een bus terugnam, reden we op ongeveer dezelfde plek langs een andere bus. Het was lijn 94 naar Gare St. Lazare met op de zijkant grote reclameposters voor Disneyland Parijs. Ook deze bus had een kleine aanrijding gehad. Nou ja, klein... De hele zijruit lag aan diggelen en Mickey Mouse had een grote deuk in zijn voorhoofd.

Hier geen scheldende bestuurders. Slechts passagiers met een kraag om hun nek. Snel zocht ik naar een dame met rode hakschoenen. Maar ik vond alleen de buschauffeur, die op de brug over de Seine in gesprek was met een politieagent. Zou het dan toch?

zaterdag 19 september 2009

Op weg naar Costa Rica

Ieder die mij zoekt, kan mij binnenkort vinden op het Place de Costa Rica in het 16e arrondissement van Parijs. Nee, dit is geen verhuisbericht. Ik heb het nog prima naar mijn zin op mijn ‘deux-pièce’ in de Rue Margueritte, maar toch zal mijn gezicht verbonden worden met dit pleintje in Parijs.

Het was namelijk op die plek dat ik afgelopen donderdag voorbij werd gereden door een zwarte auto. Bovenop deze wagen zat een paal gemonteerd waarin maar liefst een achttal camera’s hingen. Ik werd gefilmd! Het was onmiskenbaar één van de auto’s die Google (of een van hun concurrenten) gebruikt voor het maken van zogenaamde ‘Street View’ beelden.

Misschien kent u deze functie van de Google Maps website wel? Het is een vrij simpel concept. Alle straten in een stad worden gefotografeerd en online gezet zodat je op de website de straat kan bekijken alsof je er zelf doorheen loopt. In Nederland en Frankrijk is dit nog maar voor een paar steden beschikbaar waaronder Parijs. Maar blijkbaar zijn ze sommige stukken opnieuw aan het fotograferen.

Ik was zelf in ieder geval blij dat ik nog even een kam door mijn haar had gehaald ’s ochtends en een net jasje aan had getrokken. Je zult immers maar net een slechte dag hebben en als een halve zwerver op de foto komen te staan. Voor je het weet krijg je voedselpakketten opgestuurd van mensen die op basis van dit soort foto’s denken dat je wel een extraatje kan gebruiken.


Maar toen ik een dag later langs de Moulin Rouge liep, besefte ik me dat je het nog veel erger kon treffen. Je zult maar net gefilmd worden als je de Moulin Rouge binnenloopt. Of nog erger, als je een sexshop binnenloopt of ergens in een hoekje aan het wildplassen bent. Vermoedelijk krijg je dan per ommegaande alsnog een bekeuring van de politie thuisgestuurd!

Maar brave jongen als ik ben, geen bekeuring voor mij! Al krijgt de politie genoeg tijd om mij te bekijken, want vandaag ben ik nogmaals gefilmd. Deze keer was het in de Rue de Richelieu in het 2e arrondissement. Ze kunnen bij Google duidelijk geen genoeg van me krijgen.

Maar toch levert het een vreemde situatie op. Volgens de website sta ik dadelijk zowel in het 16e als in het 2e arrondissement. Hoe kan je nou op twee plekken tegelijk zijn? En dan tussendoor ook nog even andere kleren hebben aangetrokken?! Bovendien kan ik bewijzen dat ik gewoon in mijn huis in het 17e arrondissement ben, terwijl ik dit stukje typ. Ik ben dus eigenlijk op drie plekken tegelijk!

Ik ga het druk krijgen dus! Maar voorlopig staan de foto’s gelukkig nog niet online. Ik kan dus gewoon nog even genieten van de tijd dat ik gewoon op één plek ben. Die tijd zal ik ook wel nodig hebben om een beetje te studeren. Want tja, Costa Rica, waar lag dat ook weer eens precies? En wat was nou precies de functie van Richelieu?

zaterdag 12 september 2009

de Man met de Mickey Mouse Stropdas

Nu de kredietcrisis is uitgebroken, staan de banken in het middelpunt van de belangstelling. Na maandenlang gebakkelei over de graaicultuur, heeft minister Bos deze week de bonussen aan banden gelegd. Maar ook de banken zelf weten zich van alle kanten begluurd en beginnen op de kleintjes te letten, zo ondervond ik op mijn reis naar Parijs deze week.

Brussel-Midi, Woensdag 9 september 2009 12:00

Ik heb mijn koffers opgeborgen in de rekken en ben met mijn krantje op mijn plaats gaan zitten, als er een zakenman naast mij plaatsneemt. Hij heeft zwartlederen koffertje en draagt een bril die hem een correct en tevens intelligent uiterlijk bezorgt. Verbaasd door deze verschijning, controleer ik snel het bordje boven de deur. Zit ik wel echt in de tweede klasse?

Voorzichtig trekt de man ondertussen het donkergrijze jasje van zijn driedelige pak uit. Je ziet hem om zich heen kijken. Waar laat je zoiets in de tweede klasse? Met de grootst mogelijke voorzichtigheid vouwt hij het jasje en ‘drapeert’ dit tijdelijk op zijn schoot. Door het uittrekken van zijn jasje is er een blauwe stropdas met Mickey Mouse hoofdjes tevoorschijn gekomen, het onvermijdelijke vaderdagscadeau.

Als de trein begint te rijden, komen er documenten uit zijn koffer en leer ik dat hij Vanderkuilen* heet. Hij is verantwoordelijk voor de ‘integratie’ van de Belgische tak van de Fortis Bank in het BNP Paribas concern. Twee telefoontjes later weet ik zelfs dat hij een afspraak heeft met zijn Franse collega’s om te spreken over ‘Long-term investments’ ter voorbereiding van een latere ‘meeting’ in –hoe kan het ook anders – Zwitserland.

Het grijze jasje is ondertussen al minstens drie keer verplaatst van zijn nette plooibroek naar de leuning van de stoel voor hem en weer terug. Ik bedenk me dat het voor een senior in het bankwezen toch ook wel vervelend moet zijn om een stap terug te moeten doen. Je zult maar altijd de eerste klasse gewend zijn en nu opeens tussen ‘het plebs’ moeten gaan zitten.

Opeens krijg je geen krantje meer aangeboden bij het betreden van de trein en ook die lekkere lunch wordt niet langer gebracht. Waar laat je bovendien je jasje? Het is vreselijk! Mijn schok wordt nog groter als uit zijn papieren blijkt dat hij na deze treinrit de metro moet nemen. Lijn 7, en dat is ‘de roze lijn’, zo heeft hij erbij geschreven.

Stel je toch voor! Niet langer met de taxi, maar met de ordinaire metro. Daar sta je dan met je dure pak tussen snotterende kleine kinderen en zwetende huismoeders. En dan denk ik nog niet eens aan alle ongewassen bedelaars die bij je komen schooien. Wie betaalt vervolgens de stoomkosten voor je pak? Heeft daar wel eens iemand over nagedacht!

Wat is de volgende stap? Moet hij soms zelfs zijn schoenen gaan poetsen? Of nee, nog erger, koffie gaan drinken uit een thermoskan? Je doet het toch je beste vrienden nog niet aan! Wat een gêne moet deze man gevoeld hebben met al dit statusverlies.

De tranen rolden bijna over mijn wangen met het besef van het lijden van deze bankier. Was er dan niemand die hem kon helpen in deze harde wereld? Denk toch ook eens aan zijn vrouw! Zij kon hier toch niets aan doen? En iedere avond moet ze hem weer opvangen na al deze vernederingen. Het is een vorm van ondragelijk en uitzichtloos lijden.

Uit medelijden bood ik hem in de loop van de reis mijn krantje aan. Hij bedankte. Wat een schaamte….

* Uit privacy overwegingen heb ik besloten niet zijn daadwerkelijke naam in dit artikel op te nemen.

dinsdag 8 september 2009

Freiburg

Tot slot van mijn vakantiecompilatie breng ik u vandaag het verhaal van Lothar, een kleine Duitse jongeman die ik zag lopen toen ik in het Duitse Freiburg een voetbalwedstrijd bezocht. Voor hem was het Duitse voetbal net zo'n belevenis als voor mij.

Het was druk in de straat. Lothar kneep in de hand van zijn vader en hij trok hem dichter naar zich toe. Om zijn nek kriebelde de rode sjaal die hij vorige week voor zijn verjaardag had gekregen. Nu hoorde hij er echt bij. Straks zou hij hem net als iedereen in de lucht steken als de liederen werden gezongen. Lothar fluisterde de tekst om alvast te oefenen.

‘Wat zeg je?’, vroeg zijn vader.
‘Ow, niks hoor.’ En hij trok hem snel aan zijn hand verder naar het stadion.

Het was het eerste jaar dat Lothar mee mocht naar het voetbal. ‘Mijn vader gaat al jaren, maar van mama mocht ik nooit mee. Maar nu ben ik al 7 jaar! Voor mijn verjaardag kreeg ik een sjaal en een kaartje voor de wedstrijd SC Freiburg – Bayer Leverkusen’. Trots had Lothar dit aan zijn vriendje Remy verteld.

Remy ging altijd naar het voetbal. Remy’s moeder vond hem helemaal niet te jong om mee te gaan. Remy stond altijd achter het doel en zwaaide naar Jonathan Jäger. Dat was zijn favoriete speler. Hij had zelfs een keer een handtekening van hem gekregen. Lothar hoopte ook op een handtekening, maar zijn moeder had gezegd dat de spelers daar geen tijd voor hadden.

Iedere avond voor hij ging slapen, zette hij een kruisje op de kalender en de dag van de wedstrijd kwam steeds dichterbij. Maar vandaag was het eindelijk zo ver en liep hij met zijn sjaal naar het stadion. Hij was al om 6 uur ’s ochtends wakker geworden. De hele ochtend had hij met zijn sjaal in de lucht het clublied gezongen.


Maar nu stonden ze voor het stadion. Lothar gaf voorzichtig zijn kaartje aan een man in een rode trui. Deze scheurde er een stuk van af en gaf het kaartje weer terug. En toen mocht hij naar binnen. Wat was het groot! Hij kneep extra hard in de vinger van zijn vader uit angst hem kwijt te raken. Alle mensen om hem heen waren groot, droegen petjes, aten worsten en lachten hard. Lothar ging vlak achter zijn vader lopen.

Ze liepen helemaal naar voren totdat ze vlakbij het veld stonden. Daar was Remy! Snel liet hij de hand van zijn vader los en rende naar Remy toe. Alle kinderen stonden bij het hek beneden en alle vaders op de tribune. Remy had een plaatsje vrijgehouden aan het hek en wees meteen naar Jonathan Jäger. Trots liet Lothar hem op zijn beurt zijn sjaal zien. Waar was zijn vader gebleven?

Achter een man in een oranje jas met een doorgetrokken wenkbrauw die een broodje worst aan het eten was, zag hij hem gelukkig. Zijn vader gebaarde dat hij gewoon bij Remy kon blijven staan. De muziek werdgestart en stak iedereen zijn sjaal omhoog. De man met worst knoeide ondertussen zo dat de jas van zijn vader onder de saus kwam te zitten. Maar hoe zijn vader reageerde zag Lothar niet meer, want ook hij stak zijn sjaal in de lucht en begon te zingen.



’s Maandags zou hij in de klas vertellen dat ze met 5-0 verloren hadden.

vrijdag 4 september 2009

Riga


Michelangelo was nooit in Letland.

Dat wordt gezien als feit. Ondanks dat er aanwijzingen zijn dat de artiest een omweg maakte toen hij rond 1495 van Florence naar Rome ging, lijkt het onwaarschijnlijk dat deze omweg zo groot was dat zelfs Riga werkt bereikt.

En daar baalden ze in Letland van.

Toen het museum van Buitenlandse kunst in de Letse hoofdstad Riga werd geopend, kon er namelijk geen enkel beeld van de Italiaanse meester getoond worden. Niet dat collega hoofsteden als Tallin en Vilnius wel een werk van Michelangelo in huis hebben. Maar toch. Het was toch een mooie toeristische trekpleister geweest als je er wel een zou hebben.

Het vervelende is bovendien dat Michelangelo al ruim 450 jaar geleden is overleden en dat je dus geen nieuw beeld meer bij hem kan bestellen. Zelfs al heb je in je museum nog talloze plafonds wit gelaten, nooit meer zal Michelangelo er twee vingers op schilderen. Nooit zal Michelangelo jouw land het leven geven, dat het Vaticaan wel gekregen heeft. Zijn scheppingskracht is verloren gegaan.

Wat nu?

Dat zullen ze zich in Riga ook afgevraagd hebben. En precies op dat moment moet er een man zijn opgestaan die dacht dat hij de oplossing had. Het moet vermoedelijk iemand zijn geweest die jarenlang verscholen in de krochten van een of ander ministerie netjes zijn werk heeft gedaan, nooit in een museum is geweest, maar wel ernstig hoopte op promotie. Diegene moet zijn opgestaan.

Hoe deze man zijn collega’s heeft overtuigd is een groot raadsel. Maar in ieder geval heeft hij het voor elkaar gekregen om een kopie te laten maken van de Mozes van Michelangelo uit Rome en deze in het museum neer te zetten. En dat was pas het begin.

Want toen ze een Michelangelo hadden wilden ze eigenlijk ook wel een Donatello. En liever ook wat beelden uit de Griekse en de Romeinse tijd. Maar ja, zelfs de Romeinen hadden het nooit tot in Letland gered en dus werden ook deze beelden gekopieerd. Er werd zelfs om een kopietje van de Venus van Milo uit het Louvre gevraagd. Ook deze kwamen in het museum, zodat iedereen in Letland deze ‘topstukken’ kon zien.

Al 60 jaar lopen ze zo in Riga te pronken met kopieën van topstukken.

En toen besloot men er een moderne kunstenaar langs te sturen. Vermoedelijk een kunstenaar die ooit iets in een boekje had gelezen over de homoseksualiteit van de Grieken. Een kunstenaar die dacht Riga voor eens en altijd de uitstraling te geven die Tallin en Vilnius niet hebben. Het resultaat?


Kopieën van Griekse beelden met een handtasje…..

dinsdag 1 september 2009

Rome

In de 4e eeuw voor Christus zat er op de Quirinaal heuvel in Rome een pottenbakkerij. De pottenbakker die hier werkte, was in de hele streek bekend vanwege de fijnheid van zijn vazen. Een rijke Romein bestelde daarom bij hem een vaas met een afbeelding van Jupiter, de oppergod en tevens beschermer van de stad Rome.

De vaas was zo verfijnd dat de rijke man verbood om hem te vullen met olijfolie of andere producten. Het werd een pronkstuk dat werd neergezet in zijn salon. Iedere gast die hij ontving, bleef even kijken naar ‘zijn’ Jupiter. De mensen waren onder de indruk van de vaas en complimenteerden hem met zijn aankoop. ‘Wat een schoonheid! Het lijkt wel van een andere planeet!’

Toen de rijke man overleed, ging de vaas over van generatie op generatie. De reputatie van de vaas werd steeds groter en de pottenbakker die hem gemaakt had, werd vergeten. Er gingen verhalen de ronde doen dat de vaas nog door Aeneas uit Troje was meegenomen.

De vaas ging over van hand op hand. Sommige erfgenamen poetsten hem op, anderen lieten hem verwaarlozen. Maar steeds kwam de schoonheid van de vaas weer boven. Totdat in de 4e eeuw na Christus twee erfgenamen ruzie kregen en beide aan één kant van de vaas begonnen te trekken. Het onvermijdelijke gebeurde, de vaas brak in twee stukken.

Beide erfgenamen gingen er ieder met hun eigen deel van de vaas vandoor en wisten het verval nog wat af te remmen. Maar toen de halve vazen weer overerfden op hun zonen en op de zonen van hun zonen, braken er steeds meer scherven van de vazen af.

De scherven raakten verspreid over Rome en van de afbeelding van Jupiter bleef niets meer over. Opgedeeld in talloze kleine stukjes werd de glorie van de oppergod gebroken en was de schoonheid van de vaas nauwelijks nog te zien.

Toch zijn er tegenwoordig nog scherven van de vaas te vinden in Rome. Zo tref je hier een stukje van Jupiter’s voet of daar een opgepoetste bliksemschicht. De scherven verraden stuk voor stuk hoe mooi de vaas ooit geweest moet zijn, maar nooit meer zal de volledige grootsheid van Jupiter zichtbaar zijn. De schoonheid is gehavend en al wat rest zijn scherven…

Deze week op Tour du Monde een terugblik op de vakantie. Na een maandje op verschillende plaatsen in Europa mijn ogen de kost te hebben gegeven, heb ik enkele verhalen opgetekend.

zondag 30 augustus 2009

Spoorboekje

Een kort bericht nu ik terug ben van mijn vakanties. De komende week zal ik hier een paar indrukken uit deze vakanties plaatsen. Verder wil ik vooral even laten weten dat ik op 9 september aanstaande de trein weer naar Parijs zal nemen. Tot die tijd ben ik in Nederland.

donderdag 6 augustus 2009

Meneer Smalbeen in Nederland

Meneer Smalbeen was weer thuis. Ik had hem maanden niet gezien maar een paar weken geleden stond hij opeens met zijn zwarte koffer voor de deur. Hij droeg een spijkerbroek en een gestreepte trui die ik nog nooit gezien had, maar ik herkende hem aan zijn bruine schoenen.

Snel besnuffelde ik de bruine stof en bemerkte een doordringende lucht die zijn weg naar buiten probeerde te banen. Als hij zijn tenen bewoog kwam er opeens een golf door de poriën naar buiten. Ik wist dat de lucht zou komen, maar toch bleef ik ruiken. De gaten in de zijkant van de schoen waren nog steeds niet gerepareerd. Ik probeerde mijn poot erdoor naar binnen te steken en werd toen door Smalbeen opgemerkt. Hij beloonde me met een aai over mijn bol.

Smalbeen heette Smalbeen, omdat hij smalle benen had. Hij wilde altijd dat je bij hem op schoot kwam zitten. Maar als je daar zat, moest je altijd uitkijken dat je niet van zijn benen afgleed. Ik probeerde het altijd te ontlopen. Maar als hij me heel lang bleef roepen, ging ik wel eens bij hem zitten. Ik vond het zielig als hij de enige was waar ik nooit bij ging zitten. Bovendien aaide hij me altijd zo lief.

Smalbeen was net als alle andere mensen. Hij liep altijd in de weg als je net lekker bezig was. Zo ook deze week. Ik had in de verte een indringer gezien in mijn gebied. Het was een wonderlijk klein beest dat uit de lucht was komen vallen, het blaadjesbeest! Ik noemde het ding zo omdat het leek te bestaan uit twee oranjebruine blaadjes die hij steeds heen en weer bewoog.


Ik besloot het blaadjesbeest te vangen. Misschien smaakte het wel erg lekker? Stilletjes had ik dus mijn jachthouding aangenomen. Stapje voor stapje sloop ik dichterbij en net voordat ik de laatste sprong wilde nemen om het blaadjesbeest te vangen, kwam Smalbeen aanlopen met een ijzeren monster. Het monster stoof over het gras en hakte alle sprietjes doormidden. Het blaadjesbeest schrok hiervan en verdween weer in de lucht.

Boos liep ik op Smalbeen af en ik slaakte een klagelijke mauw. Hij had toch even kunnen wachten totdat ik het blaadjesbeest gevangen had. Waarom moest hij precies nu alle grassprietjes doden? Ik ging midden voor het ijzeren monster stilstaan. Smalbeen hield stil en tilde me op. Nadat hij me op het pad weer neerzette, was daar weer die aai over mijn hoofd.

Mensen denken dat ze alles goed kunnen maken met een aai over het hoofd. Vaak maken ze daarbij ook allerlei geluiden, waar ik niks van begrijp. Ze roepen dingen als ‘poes’. Ik mauw wel eens wat terug, maar ook dat begrijpen ze niet. Ik vraag me soms af of ze elkaar wel begrijpen. Ik heb een mens nog nooit een soortgenoot een aai over het hoofd zien geven.

Smalbeen stoort mij wel altijd met een aai over mijn hoofd. Zelfs als ik me zit te wassen. Net als ik met mijn tong al mijn haren zorgvuldig in model heb gelegd, gaat hij er met zijn een hand door heen. Ik kan dan weer van voor af aan beginnen. Ik heb liever dat hij me krabbelt. Vooral in mijn nek, daar kan ik zelf niet goed bij. En juist in mijn nek heb ik altijd jeuk. Het is om gek van te worden.

Vanochtend stond de zwarte koffer weer voor de deur. Ik snuffelde aan de randjes, toen ik opeens de geur van de bruine schoenen weer dichtbij rook. Ik keek achter me en zag Smalbeen. Zou hij weer weggaan? Ik had liever dat hij nog even bleef en in mijn nek krabbelde. Ik zou zelfs wel wat vaker bij hem op schoot gaan zitten. Ik mauwde vragend, wat ga je doen?

Hij aaide me over mijn hoofd en zei wat tegen me over ‘Rome’. Wat dat dan ook moge betekenen. Daarna draaide hij zich om, pakte zijn koffer en liep de deur uit. Vlakvoor de deur in het slot viel, zag ik nog het gat in zijn bruine schoenen. Als ik Smalbeen terugwilde vinden, hoefde ik slechts mijn neus te volgen.

dinsdag 28 juli 2009

Wat zullen we feesten, 7 dagen lang!

Wat zullen we feesten, 7 dagen lang! Dat was de boodschap ruim een week geleden op weg naar het centrum van Nijmegen voor de jaarlijkse vierdaagsefeesten. Het programma was dan wel niet bijzonder, toch gingen we met goede moed de mensenmassa in. Er is immers niets idealer dan een feestweek om iedereen in Nederland weer eens te zien!

En zo stond ik zaterdagavond op de Waalkade mee te brullen met Wolter Kroes’ Viva Holandia, een hit die ik vorige zomer zo goed had weten te ontlopen door mijn verblijf in Spanje. Maar Wolter had er zin in en het publiek schreeuwde vrolijk mee. Zelf heb ik nog de hele nacht liggen dromen van overvliegende bierglazen die een klevend spoor in mijn haren achterlieten.

Een deja-vu ervaring had ik dan ook toen ik de volgende avond bij de Sjonnies stond en een regen van het brouwsel op mijn hoofd en schouders landde. Het was nog maar een voorproefje van alle gewone regen die ik later die avond en de rest van de week nog over me heen zou krijgen.
Het werd een leuke avond; de Sjonnies leverden een standaard show en kregen het hele plein aan het zingen en dansen. Bonnie St. Claire leverde een standaard show en kreeg een glas bier in haar gezicht.


De avonden die zouden volgen, stonden in het teken van regen en matige artiesten. Iets dat ik me ten volle besefte toen ik donderdagavond bij ‘headliner’ Boris stond. Om me heen stond het echte ‘Idolspubliek’. U kent het wel, permanentjes en bierbuiken die bij hoge uitzondering de TV hadden verruild voor een avondje uit.

En nadat ik eerder op de avond ex-idol Nikki al Michael Jackson-klassieker Beat It had horen verkrachten, sprongen de tranen in mijn ogen bij de danspasjes van Boris. De zelfbenoemde Jackson-specialist zal toch nog een beetje moeten oefenen voordat hij de onnavolgbare bewegingen van de meester zelf kan opvoeren. Ondertussen vroeg ik me af waar de originaliteit was gebleven.

Was het dan allemaal malheur? Nee hoor, de regen en de muziek konden mijn vierdaagsefeesten niet bederven. Het was gezellig om met mensen door de stad te lopen die ik het afgelopen jaar heb moeten missen. Met de sfeer zat het bovendien wel goed op een aantal bekende plekken.

Bovendien was er op de woensdagavond toch nog een muzikaal hoogtepunt te vinden in de stad. In de St. Stevenskerk trad Moke op, dat wil zeggen de kern van de band (3 van de 5 leden) met een kwartet van strijkers. De bekende nummers dus op een bijzondere manier en in een bijzondere setting uitgevoerd en dat leverde een paar pareltjes op.

Vooral het slotnummer van de setlist ‘the Long Way’ werd door de strijkers veel intenser dan het origineel. Bij andere nummers was de inbreng van de strijkers minder en miste ik toch echt de drummer, die was thuisgebleven. Toch was het geheel een geslaagd experiment. Tevreden liep ik woensdagavond de kerk dus uit, de regen tegemoet…

zaterdag 4 juli 2009

Naar de Gay Parade

Het was ruim 30 graden, geen schaduw en voor mijn neus stond een open vrachtwagen met hierop een dansende man in een goud-glitterende onderbroek. Op dat moment vroeg Roel mij ‘Zou jij nou ook niet zo’n mooi goud broekje willen?’

Natuurlijk ga ik u ook deze week weer iets vertellen over het leven in Parijs, zoals u van mij gewend bent. Maar eerst een paar informatievere opmerkingen. Afgelopen week heb ik mijn eerste studiejaar in Frankrijk afgerond met een presentatie. Hierdoor heb ik ook de laatste studiepunten binnengehaald en heb ik dit jaar afgesloten zonder dat ik iets moet herkansen in de zomer.

Dit geeft mij de mogelijkheid om 9 juli de trein naar Nederland te pakken. De rest van de maand juli en begin augustus zal ik dan in ieder geval in Nijmegen vertoeven. Voor de berichtgeving op dit blog heeft dit geen gevolgen. Ik ben van plan ook tijdens de zomer hier berichten te plaatsen, al zal het onregelmatiger zijn dan tot nu toe. Tijdens mijn verblijf in Nederland ben ik verder gewoon via mijn Nederlandse telefoonnummer te bereiken.

Maar goed, genoeg geklets, terug naar de gouden broekjes aan de boulevard Montparnasse.


U hoeft overigens niet bang te zijn om dadelijk een foto van mijzelf in een gouden broekje aan te treffen, want ik heb het genereuze aanbod van Roel afgewezen. Het mocht dan wel warm zijn, er zijn esthetischere oplossingen om verkoeling te vinden. Om me heen dachten mensen hier overigens anders over, zo bleek uit de schaars geklede lichamen die af en toe langskwamen.

Een gouden broekje vinden was geen probleem geweest. Het was namelijk Gay Pride in Parijs en wie denkt dat dit een statement is voor de homo-emancipatie, die zit er naast. Het ooit idealistische evenement is verworden tot een commercieel vehikel waarbij op iedere straat hoek t-shirt, gekleurde vlaggen en meer ongein te koop is.

Het is geen geheim dat ik persoonlijk nogal een afkeer heb van het overdreven gedoe tijdens de gemiddelde homoparade. Maar toen Roel en ik afgelopen weekend toch in de buurt waren, moesten we er toch even langs. En aangezien ik me van TV voornamelijk een man met een hoed en een roze stropdas op een boot herinnerde, ging ik op zoek naar de man met de hoed.

Maar dat bleek nog niet zo simpel. Toen ik tussen de talloze roze en paarse exemplaren een eerste zwarte hoed vond, bleek hieronder een breedgeschouder man met snor te zitten die in 'kleren' liep waarvoor minstens vijf koeien het leven hadden gelaten. En het volgende hoedje dat ik zag, maakte zulke soepele heupbewegingen. Dat kon nooit iemand uit een Nederlands kabinet zijn.

Het leek wel alsof iedereen vandaag een hoofddeksel droeg om zich te beschermen tegen het felle zonlicht. Maar die ene man die ik op TV had gezien, was natuurlijk nergens te bekennen. Nou moet ik eerlijk zeggen dat ik Plasterk ook niet had verwacht tijdens dit Parijze homofeestje. Ik was eigenlijk meer op zoek naar Bertrand Delanoë, de homoseksuele burgemeester van Parijs.

Maar toen we zolang in de zon hadden gestaan dat we overal waanvoorstellingen van mannen met hoeden zagen, werd het tijd om een koelere plek op te zoeken. Zonder Plasterk of Delanoë te hebben gezien, verliet ik de boulevard met de 'knapste jongen' van de hele parade. Toen ik maandagochtend de krant opensloeg, las ik dat Delanoë er wel had rondgelopen. Maar of hij ook een hoed op had? Misschien zelfs wel een goud onderbroekje!

zondag 21 juni 2009

Uit eten met mijn geliefde

En zo zat ik afgelopen zaterdag met de liefde van mijn leven in een klein restaurantje in Parijs. Terwijl het buiten langzaam donker en kouder werd, steeg binnen de temperatuur. Bij het kaarslicht genoten wij van het eten, de wijn en elkaar.

Althans, dat dacht de ober.

U weet wel, zo’n type dat de hele avond aan zijn fooi loopt te werken, maar als hij je tafel nodig heeft zonder pardon de rekening presenteert. Zo’n man die de hele avond geintjes loopt te maken, maar steevast het bord voor de verkeerde persoon neerzet. Zo iemand die zijn charmes gebruikt om je dat extra wijntje aan te praten, maar als hij de karaf nodig heeft je glas tot de rand volgiet. Kort gezegd, een Italiaanse ober in een Frans restaurant met heimwee zijn thuisland.

Toen de ober voor de eerste keer een toespeling maakte, kon ik het niet laten er hard om te lachen. Ik ging ervan uit dat hij dan wel zou begrijpen dat hij er naast zat. Maar daar beging ik een fout. De ober zag hier alleen maar een aanmoediging in om te blijven benadrukken dat wij geliefden zouden zijn. Hij moet gedacht hebben dat ik erg blij was met zijn woorden.

En zo werd die ‘Monsieur qui parle Français’ (ik dus) de rest van de avond bestookt met opmerkingen. ‘Hadden ‘les amoureux’ al een keuze kunnen maken?’ of ‘Monsieur, wat zien jullie er gelukkig uit.’ De ober had het goed naar zijn zin.


In werkelijkheid zat ik in het restaurantje met mijn goede vriendin Noortje, die een weekendje naar Parijs was afgereisd. Maar nu ze opeens tot mijn geliefde was gepromoveerd, werd er natuurlijk wel een andere houding van mij verwacht. Decennia teruggeworpen in de tijd zaten we daar als een klassiek voorbeeld van een man en vrouw.

Zo werd mij de wijnkaart aangeboden in de veronderstelling dat de man degene is die dit soort beslissingen neemt. Daar tegenover stond dat uiteraard Noortje als eerste het bord voor haar neus kreeg neergezet. Maar vervolgens werd ik weer aangekeken als de bestelling moest worden opgenomen. Die ober had het me maar lastig gemaakt met zijn opdringerige aannames.

Want moest ik haar nu verliefd aan gaan zitten kijken? Werd er nou van mij verwacht dat ik de rekening zou betalen? En dat ik voortaan haar stoel voor haar zou vasthouden bij het plaatsnemen? Werd er op gerekend dat ik deuren voor haar open zou houden als we het restaurant uitliepen? En moesten we nou hand in hand de straat op gaan?

Maar na het dessert sloeg de sfeer opeens helemaal om. De ober had geen tijd meer voor flauwe opmerkingen, maar probeerde ons zo snel mogelijk het restaurant uit te werken. De rekening kwam zonder dat we erom gevraagd hadden en de bestelde koffie werd nooit meer gezien. Voor de deur stond een groepje nieuwe gasten ongeduldig naar binnen te kijken. Kort gezegd, of we niet op konden stappen.

Eenmaal buiten waren we geen geliefden meer en was alles weer bij het oude. Toen we de volgende avond een nieuw restaurant binnenstapten, keek ik afwachtend de ober aan. Maar gelukkig, deze keer geen toespelingen, maar lekker eten en de rekening wanneer wij hem wilden hebben.

zaterdag 13 juni 2009

De Waarheid over het Frans Toilet

Toen we vroeger met het hele gezin op vakantie gingen, werden altijd bij de eerste stop op Frans grondgebied de toiletten even gecontroleerd. Als de melding van 'gat in de grond WC' gemaakt werd, holde de hele familie inclusief knuffelbeer en foto van de thuisgebleven kat naar het toiletgebouw om 'het wonder van de Franse WC' te aanschouwen.

Hoe die Fransen het toch ooit in hun hoofd hadden gehaald om hier hun behoefte op te willen doen, is nog altijd onduidelijk. Sterker nog, zelf zijn ze er ook niet erg trots op. De ouderwetse hurk WC wordt hier immers 'la toilette turque' genoemd. Ze begrijpen hier blijkbaar nog niet dat je moeilijk de turken overal de schuld van kan geven.

In het hedendaagse Parijs is het me nog niet overkomen om een exemplaar van de beruchte Franse hurktoilet aan te treffen. Maar wie denkt dat dit betekent dat het tegenwoordig prima in orde is met de Franse WC, die komt bedrogen uit. Frankrijk en het toilet is het verhaal van een huwelijk dat nooit slagen zal.


Afgelopen week was het weer zo ver. Vlak voordat ik een concert bezocht, kwam ik weer terecht in zo'n vreselijk hok. Op het oog zag de pot er schoon uit, maar eenmaal binnen bleken de wandtegeltjes een doordringende urinelucht te wasemen. Al zou je er zelf de grootste dampende drol uit je hele leven neerleggen, zou je hem nog niet ruiken. De zware zure lucht overheerst alles.

Ik denk zelfs dat het onmogelijk is de lucht in die ruimte ooit weer fatsoenlijk te krijgen, zonder werkelijk iedere centimeter van het tegelwerk te vervangen. Iets dat in dit geval sowieso geen overbodige luxe zou zijn, want de muren zaten volgekliederd met duidelijke teksten in de trand van 'Sarko baisse ta mère'. Even kreeg ik de neiging een filtstift uit mijn tas te pakken en zelf de tekst 'La France nettoie tes toilettes!' aan de muur toe te voegen. Maar uit angst dat mijn filtstift na contact met de zure muur iedere verder dienst zou weigeren, heb ik hier toch maar van afgezien.

Toch was er in dit luchtvervuilende hok nog één meevaller te vinden. Er was namelijk zowaar WC papier aanwezig, iets wat in de gemiddelde Parijse WC niet het geval is. WC papier hoort tegenwoordig dan ook bij mijn basisuitrusting. Voordat ik de deur uitga, bedenk ik me altijd nog even of ik alles heb. Portemonnaie? Telefoon? Sleutels? WC-papier? Mooi! Dan kan ik gaan. Maar goed, ik hoefde mijn eigen voorraad dus niet aan te spreken, want hier hing het gewoon.

Toen ik het hok verliet, zag ik in het halletje nog een papier tegen de muur hangen. Even dacht ik aan een kopie van een hinderwetvergunning, maar het bleek een schoonmaakschema te zijn. De WC zou een uur geleden nog schoongemaakt zijn, zo zei de handtekening achter het tijdstip. Ik weet niet welke schoonmaakmiddelen ze er gebruiken. Maa als ik een vertegenwoordiger van Glorix was, zou ik nog maar eens pakketje met foldertjes deze kant opsturen.

zaterdag 6 juni 2009

L'Homme de Moules

In al die weken dat ik hier nu mijn berichtjes plaats, heb ik nog nooit eens iets geschreven over de schoonheid van de Franse taal. Deze week komt daar verandering in, want ik ga het met u hebben over hét woord van de afgelopen week. Namelijk ‘MOSLIM’. U zult zeggen, dat klinkt niet erg Frans en dat klopt, want dat is ook een Nederlands woord.

Vrijdag kocht ik bij de plaatselijke tijdschriftenboer ‘Le Figaro’. Dit is de oudste krant van Frankrijk en deze heeft een rechtse signatuur. Ooit was dit dagblad links georiënteerd, maar tegenwoordig (zoals dat met veel mensen gaat als ze geld gaan verdienen) is het een degelijk rechtse krant. Nu de kranten de eindjes nog maar net aan elkaar kunnen knopen, is het dan ook slechts een kwestie van tijd voordat de krant weer links georiënteerd zal zijn.

Hoe dan ook, ik was op zoek naar de buitenlandse berichtgeving. Op pagina 7 vond ik deze ook. Ten eerste natuurlijk Obama die het gesprek aan wil gaan met de MOSLIMwereld en zoals ik al hoopte werd ik op dezelfde pagina verblijd met een verhaal over de Nederlandse uitslag van de Europese verkiezingen. Een artikel dus over de opkomst van Geert Wilders en zijn anti-MOSLIM standpunten.

‘De Nederlander Geert Wilders, zijn blonde peroxide haren, zijn slogans vol vreemdelinghaat en zijn afwijzing van de EU. Dat is het eerste beeld van de Europese verkiezingen. De man die ervan droomt het parlement in Straatsburg van binnenuit te veranderen heeft de toon gezet.’, zo stond het in de eerste alinea van het artikel. In de rest van het artikel was MOSLIM een veelgebruikt woord.

Het Franse woord voor moslim is ‘musulman’. Zegt u nu zelf, dat is toch werkelijk een prachtwoord van de bovenste plank! Al ligt de verwarring natuurlijk op de loer. Want de musulman die woont toch in Scheveningen? En dat is nou precies het probleem, zo leert ons Geert Wilders. Wat doen die ‘Musulmans’ in Scheveningen? Terugsturen naar het land van herkomst al dat criminele tuig!

‘Oom Geert’ staat immers voor de Nederlandse cultuur en zou niet willen dat onze eigen mosselman wordt vervangen door een stel ‘musulmannen’. Al kent men deze vervoeging van het woord musulman in het Frans niet, in het Frans bestaat wel het woord Musulmane. En dat zou voor Geert nog veel erger zijn, want die moslima’s zitten immers de hele dag thuis alleen maar een beetje onze belastingcenten op te maken, aldus de PVV.

Tegenover de PVV staat de Partij voor de Dieren die geen problemen heeft met een ‘musulman’, maar daarentegen wel met de mosselman. Mossels hebben ook een leven en worden op verschrikkelijke wijze geslacht voor de consumptiemaatschappij. De VVD vindt alles prima zolang de mosselman de Holocaust maar mag ontkennen en D66 wil zich inzetten voor de gekozen mosselman.

Groenlinks heeft nergens problemen mee zolang het maar mogelijk blijft om legaal het liedje ‘Zeg ken jij de mosselman?’ te downloaden en de PvdA is nog druk bezig met een interne discussie om het standpunt te bepalen. U begrijpt het, al met al wordt het er niet duidelijker op.

Misschien is ‘musulman’ dan toch niet zo’n handig woord. Het mag dan wel mooi klinken, maar de verwarring viert hoogtij. Gelukkig biedt de Franse taal ook daarvoor een uitkomst, dan gebruik je gewoon het woord ‘islamiste’ (islamiet). Daarmee zeg je precies hetzelfde en heb je geen verwarring.

Ikzelf heb afgelopen vrijdag toch maar gewoon het woord 'musulman' gebruikt, toen ik op het lab moest uitleggen wie toch die Geert Wilders was en hoe het toch mogelijk was dat zo'n man zoveel stemmen krijgt in het verdraagzame Nederland. Tja, leg dat maar eens uit...

zondag 31 mei 2009

Ik heb een buurvrouw uit Marokko en ze komt

Ik heb een buurvrouw uit Marokko en ze komt, of liever gezegd ze kwam. Afgelopen dinsdag was het zover. En ik wist zelf dus helemaal niet dat ik één buurvrouw uit Marokko had. Ik was op de hoogte van buren uit Tsjechië, Spanje, Guatemala, Frankrijk, Portugal en ‘ex-buren’ uit Zwitserland en Italie, maar niet van een Marokkaanse buurvrouw.

Hoe dan ook, afgelopen week was het hele zooitje bij elkaar op het zogenaamde ‘Fête des voisins’ ofwel ‘het Feest der Buren’. Nou ja, allemaal, dat wil zeggen alle genoemde internationale bewoners en ex-bewoners van de 6e etage en 3 andere mensen uit het gebouw die tevens de huisbazen zijn van de kamers op de 6e verdieping. O ja, en natuurlijk mijn Portugese huismeester en zijn gezin.

De rest van het gebouw voelde zich te goed voor een feestje met die studenten van de 6e. En dat was zonde, want wat is er weer veel te eten. Vooral uit de Portugese hoek was er weer uitgepakt. Tot ieders tevredenheid want wat kan dat mens koken. Heerlijk! Ikzelf had met een simpele ‘Fondant au Chocola’ mijn bijdrage geleverd.

Ook was er weer genoeg te drinken overigens. En ook hier was ik weer blij met de Portugezen, want ze nemen altijd een heerlijke witte wijn mee, waarvan ik nog altijd een keer moet vragen waar je die kan kopen. Fijn is ook dat de wijn over het algemeen een positieve invloed heeft op mijn Franse taalgebruik, waardoor ik zowaar ad rem leek te zijn.



Maar goed, terug naar de Marokkaanse buurvrouw. Ze bleek op de 2e etage te wonen. Hier lag inderdaad bij de deur een groene mat met daarop de tekst ‘Staupe, c’est ici!’. Maar nog nooit had ik de behoefte gehad bij deze mat daadwerkelijk te stoppen en de mat als mijn eindpunt te beschouwen. Ik kende haar toen immers ook nog niet.

Ze woont dus op de 2e etage en ik heb vooral contact met mijn ganggenoten op de 6e verdieping. U weet wel, die verdieping waar alleen een trap naartoe gaat, zodat je naar adem happend en zweet gutsend boven komt. Het is dan ook uit een soort gedeelde smart dat wij op de 6e verdieping elkaar veel spreken.

Haar ‘klacht’ dat wij het maar gezellig hadden met z’n allen op de 6e verdieping, terwijl zij alleen op de 2e zat, werd dan ook meteen van tafel geveegd. ‘Jij hoeft niet 6 trappen op!’ Een ruil werd dan ook snel voorgesteld met als gevolg dat wij met zijn 6’en op een kamertje op de 2e verdieping zouden te komen wonen en mijn Marrokaanse buurvrouw in haar eentje op de 6e verdieping.

Omdat ze dan weer alleen zou zitten, is de ruil op het laatste moment toch maar afgeblazen. En dus liep ik tegen twee uur ’s nachts toch weer die 6 trappen op. Toen ik langs de groene deurmat kwam, voelde ik opeens de neiging een melodietje te fluiten. Wat hield me tegen? De buren waren toch nog wakker (behalve degenen die zich te goed voelden). En dus kwamen de eerste tonen uit mijn mond en in mijn hoofd zongen alle buren mee!

zaterdag 23 mei 2009

22

Ieder jaar is het weer onvermijdelijk. Er komt een dag waarop je jezelf een jaar ouder mag noemen en voor mij kwam die dag afgelopen zaterdag. 22 jaren mag nu achter mijn naam zetten. Volgens de wikipedia wordt 22 geassocieerd met harde werkers. Ikzelf houd het toch bij 2x gek (11) of vooral het definitieve afscheid van de tienerjaren. U snapt het, een hele leeftijd ;)

Tijd voor taart! Helaas is het niet mogelijk u allemaal via de digitale snelweg een stukje te bezorgen, anders had ik dit uiteraard gedaan. Toch stond ik afgelopen weekend in mijn keukentje een taart te bakken. Gewoon een simpele appeltaart, maar mijn Franse collega’s waren wild enthousiast. ‘Exquis!’ of ‘Super bon’ en ik zelf maar denken dat mijn moeder het toch echt beter kon. Maar dat wisten zij niet.

Ook bleven ze maar vragen of er kaneel inzat. Ja mensen, in mijn appeltaart zit kaneel, zo’n vreemde combinatie is dat toch niet? Overigens vonden ze op het lab helemaal niet dat ik oud geworden was. ‘Bébé’, werd er gezegd toen ik vertelde dat ik 22 werd. Een baby bakt niet van die lekkere appeltaarten, was mijn verweer. Dat werd beaamd, maar toch was ik een baby.

Nu de tienerjaren steeds verder uit het zicht verdwijnen ga je de gekste dingen proberen om je toch nog jong te voelen. Voordat je het weet ben je immers oud, of nog erger, degelijk. Het is dus een zaak om in kringen te komen van mensen die nog ouder of vooral degelijker zijn dan jijzelf.



Zo vond ik mezelf afgelopen zondagmiddag terug in een klein zaaltje tussen allemaal mensen met grijze haren. Er zaten mannen met wandelstokken en prachtige Franse hoofddeksels samen met hun vrouwen die voor de gelegenheid netjes gekleed waren. Stiekem zat ik erop te wachten dat één der dames de breinaalden uit de tas zou pakken, maar helaas gebeurde dat niet.

Hoe ik hierin verzeild was geraakt? Nou dat zit zo, ik was bij één van mijn zwerftochten terecht gekomen bij een kapel aan de rand van de stad. Ooit was deze gesticht toen een Franse kroonprins in één verkeersongeluk met zijn koets om het leven was gekomen. Bij de ingang van deze gedenkkapel hing een bordje dat er een kwartier later een concert zou beginnen.

Dat liet ik natuurlijk niet aan me voorbij gaan. En dus zat ik tussen de plaatselijke oma’s en opa’s te luisteren naar een prachtig concert van cello en piano. Ruim een uur lang werd ik bedolven onder de mooiste melodieën van onder meer Bach, Chopin en Lully. Het applaus werd iedere keer luider en langer. En ik voelde me steeds jonger en jonger.

Sterker nog, het is me zo goed bevallen dat ik heb besloten dat ik dit vaker moet gaan doen. Volgende week kunt mij dus verwachten bij de plaatselijke bridge vereniging. Ook heb ik me inschrijven bij de handwerkclub. Maar het meest verheug ik me op een potje Pétanque in de schaduw van de bomen aan de rand van het park.

zaterdag 16 mei 2009

Stoelendans

Langzaam komen de eerste regendruppels naar beneden in de Rue de Rivoli, als ik met Jonathan voor een restaurantje sta. ‘Heb jij geld?’ Het antwoord is negatief, maar toch lopen we naar binnen. Achter ons springt het stoplicht op groen en trekken de auto’s met bedruppelde voorruiten op. Het geluid sterft weg als de deur van het restaurant achter ons dichtslaat.

Een ober die netjes gekleed is in een zwarte broek en een wit overhemd kijkt ons vriendelijk aan. ‘Manger pour deux?’ Ik geef een bevestigend antwoord en hij wijst ons de weg. Een minuut later zitten we aan een klein tafeltje boven aan de trap met een kaart voor onze neus. Maar de kleine kaart die we buiten hadden bekeken is nergens meer te vinden.

Beteuterd keken Jonathan en ik elkaar aan. We hadden na uitgebreid vergelijkend warenonderzoek immers niet voor niets dit restaurantje gekozen. Een blik op het raam leerde dat het buiten nu echt aan het regenen geslagen was. Ook het lege gevoel in onze magen zorgde voor een voorkeur om binnen te blijven.

De zo proper geklede ober was echter in geen velden of wegen meer te bekennen. Het enige uitzicht dat we hadden was een witte bloem die zijn kopje had gebogen en een beetje treurig uit een glaasje water stak. Jonathan en ik maakten van de tijd gebruik om nog even het programma voor de rest van de dag door te nemen.



Toen dan uiteindelijk toch een man in een wit overhemd bij onze tafel kwam, bleek dat we alleen beneden van de kleine kaart konden eten. En dus daalden we de trap weer af om beneden aan een willekeurig tafeltje weer plaats te nemen. Ook hier een witte bloem, deze keer bijna uitgedroogd in een zielig laagje water. Toen de kaart gebracht was, konden we eindelijk onze keuze maken.

Tenminste, dat dachten we. Want toen het puntje bij paaltje kwam en de ober onze bestelling wilde opnemen, bleek dat we opnieuw verkeerd zaten. Aan deze tafel kon alleen gedronken worden. Voor het op de kaart vermelde eten, moesten we een paar tafeltjes verderop aan de andere kant van de bar gaan zitten.

En zo zaten we even later aan een tafeltje dat er precies hetzelfde uitzag als het vorige, met precies dezelfde kaart voor onze neus en weer een witte bloem. Fier stak hij boven het water uit met helder witte blaadjes en meeldraden waarvan het stuifmeel op de tafel was gevallen. Een nieuwe ober nam uiteindelijk onze bestelling op en zo konden onze magen toch nog gevuld worden.

Terwijl we zaten te wachten op het eten, kwam er een verdwaalde bij op onze tafel afvliegen. Vol overgave stortte hij zich op de witte bloem. Ook ons eten werd nu gebracht en zo dineerden we gezamenlijk. Ik, Jonathan en de bij. Toen onze magen gevuld waren, bracht de pinpas oplossing voor de betaling. De bij was allang weer vertrokken, toen wij het geluid van de auto’s weer indoken. Op weg naar het Louvre.