vrijdag 24 april 2009

Onderweg

Nu ik mijn stage loop bij het Saint Antoine ziekenhuis, heb ik een directere metroverbinding dan naar de universiteit. Kort gezegd, ik reis voornamelijk met lijn 1 die Parijs kruist van oost naar west (en andersom). ’s Ochtends loop ik half slapend de metro binnen aan de westkant van Parijs en bijna een half uur later en stap ik in het oosten weer uit. Ondertussen heb ik dan de krant uitgeplozen.

Op het eind van de dag op mijn weg terug naar het westen, heb ik meestal geen zin om een krant te lezen. De avondeditie is nou eenmaal vrij inhoudsloos. Vandaar dat ik meestal om me heen zit te kijken naar mijn medereizigers. Het zijn altijd de dezelfde taferelen.

Een jongeman die zit te klooien met de oordopjes van zijn mp3-speler. Een vrouw die verdiept is in een boek maar de kaft heeft omgeslagen, zodat niemand kan zien wat ze leest. Een zakenman die verveeld met de laatste editie van ‘Le Monde’ loopt te wapperen en een tiener die te hard aan het bellen is met zijn mobiele telefoon. Het zijn de beelden waar je als metroreiziger niet aan ontkomt.




Al snel richt mijn blik zich dan ook op wat er buiten de metro gebeurt. Bij het binnenrijden van het volgende station schieten mijn ogen langs de hoofden. Opeens zie ik een knappe jongen staan, maar zoals gewoonlijk rijdt de metro daar net aan voorbij.

Als de metro vervolgens echt tot stilstand komt, stapt er een man van ongeveer vijftig jaar binnen. Hij draagt een spijkerbroek, met een donkerrood overhemd en een zwart jasje met op zijn schouders allemaal witte schilfertjes. En uiteraard besluit de man precies naast mij te gaan zitten. Het contrast met de jongen die ik zag staan, kon niet groter zijn.


Van dichtbij blijkt de man nog erger dan gedacht. Uit zijn oren komt een donkerbruine massa zetten, maar dat is niet het ergste. Het is vooral de geur die verschrikkelijk is. De combinatie van zweet, alcohol en iets ondefinieerbaar zoets zorgt ervoor dat ik de neiging heb de oordopjes van mijn mp3-speler in mijn neus te duwen.


Een vrouw kijkt me medelijdend aan en knikt me vriendelijk toe. De onuitgesproken steunverklaring beantwoord ik met een dankbare glimlach. Het is de medemenselijkheid die je door dit soort momenten heentrekt. De man heeft van dit alles niets door en peutert nog maar eens aan zijn oren.

Als ik in het westen van de stad weer uitstap en van de man verlost ben, gaat er een kriebel door mijn neus van opluchting. Ik zie de knappe jongen een paar deuren verder ook uitstappen. Ik loop achter hem aan richting de uitgang. De muzikant in de gangen van de metro geef ik een euro. Het is immers de medemenselijkheid die telt.

vrijdag 17 april 2009

Over Longen en Ontsteking

Ter afsluiting van mijn eerste masterjaar hier in Parijs, ben ik begonnen aan een drie maanden durende onderzoeksstage. Een jaar geleden schreef ik hier over mijn onderzoek naar vissen en hormonen, nu een jaar later ben ik bezig aan longen en ontsteking. U heeft recht op een korte uitleg...

Ik werk sinds begin deze maand op een afdeling van het Saint Antoine ziekenhuis in Parijs waar onderzoek wordt gedaan naar taaislijmziekte (ook wel bekend als Cystische Fibrose). Deze ernstige erfelijke aandoening geeft talloze problemen in het hele lichaam en daarom wordt iedere pasgeborene tijdens de hielprik op de ziekte gecontroleerd.



De levensverwachting van deze patienten is ongeveer 30 jaar en dat is een enorme verbetering ten opzichte van enkele decenia geleden, toen de meeste kinderen met deze ziekte de pubertijd niet haalden. Het belangrijkste probleem op dit moment is een constante ontsteking in de longen van deze patienten, waardoor het ademhalingsvermogen steeds verder achteruit gaat.

De patienten krijgen hormonen toegediend om deze ontsteking te verminderen. Er zijn in de praktijk de laatste tijd echter vraagtekens bij de effecten van deze behandeling. Volgens de theorie zou het moeten werken, maar in de praktijk lijken de effecten minimaal. Mijn onderzoek probeert te achterhalen waar dit aan zou kunnen liggen.

Ik probeer te kijken of het transportmolecuul van deze hormonen wel wordt aangemaakt in het lichaam bij deze patienten. Als dit namelijk niet gebeurd, zal de hormoonbehandeling nauwelijks effect hebben. De behandeling zou dan gestaakt kunnen worden en de patienten zouden dan veel ongewenste bijwerkingen worden bespaard.

Een interessant project dus! Al betekent het voor mij wel weer even wennen aan lange dagen (9.00-18.00). Maar de eerste testjes zijn veelbelovend. Komende week gaat het echt beginnen en over een maand hoop ik wat meer te kunnen zeggen over een mogelijk verband!
Maar nu eerst een lekker weekend!

vrijdag 3 april 2009

Mijn ontmoeting met Bill Clinton

Nu het voorjaar echt is begonnen en iedere dag het zonnetje schijnt, is het een mooi moment om er weer op uit te trekken. Bovendien had ik deze week mijn laatste tentamens van dit jaar (nu alleen nog een stage) en dus had ik daarna de tijd om van het lenteweer te gaan genieten.

Ik liep door het hartje van Parijs tussen de Madeleine en de Place de la Concorde, toen ik plotseling Bill Clinton voor een etalageruit naar binnen zag kijken. Nou ja, hij was ook moeilijk te missen want hij werd uiteraard geflankeerd door een horde beveiligingsmensen en 2 geblindeerde dure auto’s die langzaam met hem meereden.

Waar ik in dat plaatje voorkom? Nou ongeveer tussen de beveiligingsmannen en de dure auto’s. Om immers ook langs de beveiliging te komen, moet je tot een groep intimi behoren. En aangezien mijn politieke ervaring niet verder komt dan een gesprek met minister Guusje ter Horst of staatssecretaris Frans Timmermans, kunt u zich voorstellen dat Clinton net een stapje te hoog gegrepen is.



Het geeft je op zo’n moment wel te denken wat je moet doen? Je zou bijvoorbeeld net iets te hard kunnen zeggen: “I did not have sex with that woman” of hem kunnen vragen of hij de groeten zou willen doen aan Nelson Mandela. Dan heb je in ieder geval een opening voor een gesprek.

Maar goed, de Franse ‘politesse’ schrijft nou eenmaal voor dat je iemand netjes benaderd. En aangezien dat me een goed onderdeel leek van mijn Franse inburgeringcursus, hield ik dus maar bij een simpel ‘Bonsoir Monsieur’. Clinton reageerde op z’n Amerikaans onder het mom van ‘ik spreek geen Frans’ en deed net alsof hij niets gehoord had.

Het was hem nauwelijks kwalijk te nemen, want ik was natuurlijk niet de enige die hem zag. Ik bleek wel de enige te zijn die niet acuut zijn mobiel of fototoestel tevoorschijn trok om Bill Clinton te vereeuwigen. Ik kreeg bijna plaatsvervangende schaamte voor de mensen die alsmaar hun best deden om dat ene kiekje te schieten dat al die anderen al geschoten hadden. Bill zelf trok zich hier overigens allemaal niets van aan, hij zal het wel gewend zijn.

Ik ben er dus ook niet meer aan toegekomen om nog wat politieke gedachtes te wisselen met Bill. Hij had ook beter even een afspraak met me kunnen maken, dan had ik wat tijd voor hem vrijgemaakt. Nu liep ik al weer lang en breed in de Tuilerieën, terwijl hij waarschijnlijk nog de horde fotograverende toeristen aan het trotseren was.

Bij de ingang van de Tuilerieën werd ik aangesproken door een bedelende man voor wat kleingeld. Terwijl ik in mijn zakken graaide, vroeg ik hem of hij Bill Clinton nog gezien had. ‘Wie?’, vroeg hij me. ‘Bill Clinton!’ Onbegrijpend keek hij me aan en weer vroeg hij ‘Wie?’. En weet u, eigenlijk had hij ook wel gelijk. Ik gaf hem een euro en wenste hem nog een goede avond.