dinsdag 13 april 2010

Gare du Nord

“Goedemorgen dames en heren. Wij heten u van harte welkom aan boord van deze Thalys met als eindbestemming Amsterdam Centraal. Onderweg zullen wij stoppen in Brussel Midi, Antwerpen Centraal, Rotterdam Centraal, Den Haag Centraal en Schiphol.”

Het was een opgewekte stem die het welbekende Thalys praatje afstak. Ik kon de tekst ondertussen dromen. Na het noemen van stations zou hij de reiziger in vier talen vertellen dat de bar in wagon 4 te vinden is, dat er wi-fi aangeboden wordt en dat het verplicht is altijd je vervoerbewijs bij je te dragen als je je zitplaats verlaat.

Ik luisterde dan ook niet meer, maar werd afgeleid door een oude dame die zich met grote moeite over het middenpad bewoog. Je hoefde geen dokter te zijn om de diagnose obesitas te stellen. Terwijl de vrouw stap voor stap zette, zich vastgrijpend aan iedere steulleuning die binnen haar bereik lag, foeterde ze op een man die ik 25 jaar jonger schatte en voor haar liep. Deze man wiens haar aan de slapen grijs was, verdiepte zich in de tickets. Ik besloot dat het haar zoon was.

‘Dames en Heren, we vragen nog eenmaal uw aandacht.’, klonk er uit de speakers boven mijn hoofd. ‘Wegens een gebrek aan personeel zal deze trein 10 tot 15 minuten later vertrekken.’ Teleurstelling klonk in de coupé. Alleen de dikke vrouw en de man die haar vergezelde leken niets te horen. Ze waren nog altijd flink in discusssie.

Het luidruchtige tweetal hield ongeveer naast mijn stoel stil. De man bracht de kaartjes steeds dichterbij zijn bril waarin een tweetal bolle glazen zat geklemd, totdat de dikke dame de papieren uit zijn hand trok. ‘Laat mij eens kijken!’ en ‘Hou jij de koffer eens vast!’, schalde door de coupé.
Ondertussen had er zich een hele rij gevormd achter de dikke dame. Een tiental medereizigers zag de weg naar hun stoelen geblokkeerd door het forse lijf van de vrouw. Maar ze trok zich nergens wat van aan en bekeek uitgebreid de kaartjes en de nummers die boven de stoelen hingen.

Met een zachte warme stem sprak ze mij vervolgens aan. Ik was verrast dat een keel waar net nog schelle boze klanken uit waren gekomen, zo kon veranderen binnen een fractie van een seconde. ‘Monsieur.’ (dat was ik) ‘Zou u het erg vinden om met mijn zoon van plaats te ruilen? Dan kan ik naast hem zitten.’

Ik voelde alle blikken op mij gericht. De vrouw die mij toelachte, de grijzende zoon die me wat beteuterd aankeek en de rij mensen in de gang die zich afvroegen hoelang dit nog ging duren. Zo snel mogelijk stond ik dan ook op en liet ik weten dat ik graag zou ruilen.


Maar hoe snel ik dan ook opgestaan was, dat was voor de dame geen enkele aanleiding om zelf ook snel te gaan zitten. Ze begon een woordenwisseling over wie de raamplaats zou krijgen. Zoonlief was namelijk al bij het raam gaan zitten, maar moest weer opstaan om plaats te maken voor de dame. Het was nog niet alles: ‘Zet die koffer op het rek, ik kan met mijn rug niet tillen.’.

De rij in het gangpad liep ondertussen tot aan de ingang van de coupé. Waar de wachtenden eerst nog wat voorzichtige kuchgeluiden maakten, werd nu met iets te harde stem – zodat de vrouw het kon horen – gezegd dat sommige mensen wel erg veel tijden nodig hadden om te gaan zitten.

Toen dit uiteindelijk dan ook gebeurd was en ook de anderen hun plaats konden zoeken, was het alleen nog wachten op de missende personeelsleden. Zodat de trein daadwerkelijk kon gaan vertrekken.

Ongeveer 15 minuten na de geplande vertrektijd, zag ik door het raam opeens een man over het perron rennen. Hij droeg het pak dat alle werknemers van de Thalys dragen en was op weg naar de voorkant van de trein. Ook de dikke dame die nu voor me zat, was het opgevallen.
‘Ongelooflijk dat iemand zoveel mensen op zich laat wachten.’

Ik richtte mijn blik op haar zoon om te zien hoe hij hier nou op zou reageren. Maar hij had het niet gehoord, hij had zijn oordopjes ingedaan en zat naar muziek te luisteren. Ik moest lachen. Hij had gelijk. Dus toen een minuut later de trein zich in beweging zette, had ook ik twee dopjes in mijn oren.