zondag 31 mei 2009

Ik heb een buurvrouw uit Marokko en ze komt

Ik heb een buurvrouw uit Marokko en ze komt, of liever gezegd ze kwam. Afgelopen dinsdag was het zover. En ik wist zelf dus helemaal niet dat ik één buurvrouw uit Marokko had. Ik was op de hoogte van buren uit Tsjechië, Spanje, Guatemala, Frankrijk, Portugal en ‘ex-buren’ uit Zwitserland en Italie, maar niet van een Marokkaanse buurvrouw.

Hoe dan ook, afgelopen week was het hele zooitje bij elkaar op het zogenaamde ‘Fête des voisins’ ofwel ‘het Feest der Buren’. Nou ja, allemaal, dat wil zeggen alle genoemde internationale bewoners en ex-bewoners van de 6e etage en 3 andere mensen uit het gebouw die tevens de huisbazen zijn van de kamers op de 6e verdieping. O ja, en natuurlijk mijn Portugese huismeester en zijn gezin.

De rest van het gebouw voelde zich te goed voor een feestje met die studenten van de 6e. En dat was zonde, want wat is er weer veel te eten. Vooral uit de Portugese hoek was er weer uitgepakt. Tot ieders tevredenheid want wat kan dat mens koken. Heerlijk! Ikzelf had met een simpele ‘Fondant au Chocola’ mijn bijdrage geleverd.

Ook was er weer genoeg te drinken overigens. En ook hier was ik weer blij met de Portugezen, want ze nemen altijd een heerlijke witte wijn mee, waarvan ik nog altijd een keer moet vragen waar je die kan kopen. Fijn is ook dat de wijn over het algemeen een positieve invloed heeft op mijn Franse taalgebruik, waardoor ik zowaar ad rem leek te zijn.



Maar goed, terug naar de Marokkaanse buurvrouw. Ze bleek op de 2e etage te wonen. Hier lag inderdaad bij de deur een groene mat met daarop de tekst ‘Staupe, c’est ici!’. Maar nog nooit had ik de behoefte gehad bij deze mat daadwerkelijk te stoppen en de mat als mijn eindpunt te beschouwen. Ik kende haar toen immers ook nog niet.

Ze woont dus op de 2e etage en ik heb vooral contact met mijn ganggenoten op de 6e verdieping. U weet wel, die verdieping waar alleen een trap naartoe gaat, zodat je naar adem happend en zweet gutsend boven komt. Het is dan ook uit een soort gedeelde smart dat wij op de 6e verdieping elkaar veel spreken.

Haar ‘klacht’ dat wij het maar gezellig hadden met z’n allen op de 6e verdieping, terwijl zij alleen op de 2e zat, werd dan ook meteen van tafel geveegd. ‘Jij hoeft niet 6 trappen op!’ Een ruil werd dan ook snel voorgesteld met als gevolg dat wij met zijn 6’en op een kamertje op de 2e verdieping zouden te komen wonen en mijn Marrokaanse buurvrouw in haar eentje op de 6e verdieping.

Omdat ze dan weer alleen zou zitten, is de ruil op het laatste moment toch maar afgeblazen. En dus liep ik tegen twee uur ’s nachts toch weer die 6 trappen op. Toen ik langs de groene deurmat kwam, voelde ik opeens de neiging een melodietje te fluiten. Wat hield me tegen? De buren waren toch nog wakker (behalve degenen die zich te goed voelden). En dus kwamen de eerste tonen uit mijn mond en in mijn hoofd zongen alle buren mee!

zaterdag 23 mei 2009

22

Ieder jaar is het weer onvermijdelijk. Er komt een dag waarop je jezelf een jaar ouder mag noemen en voor mij kwam die dag afgelopen zaterdag. 22 jaren mag nu achter mijn naam zetten. Volgens de wikipedia wordt 22 geassocieerd met harde werkers. Ikzelf houd het toch bij 2x gek (11) of vooral het definitieve afscheid van de tienerjaren. U snapt het, een hele leeftijd ;)

Tijd voor taart! Helaas is het niet mogelijk u allemaal via de digitale snelweg een stukje te bezorgen, anders had ik dit uiteraard gedaan. Toch stond ik afgelopen weekend in mijn keukentje een taart te bakken. Gewoon een simpele appeltaart, maar mijn Franse collega’s waren wild enthousiast. ‘Exquis!’ of ‘Super bon’ en ik zelf maar denken dat mijn moeder het toch echt beter kon. Maar dat wisten zij niet.

Ook bleven ze maar vragen of er kaneel inzat. Ja mensen, in mijn appeltaart zit kaneel, zo’n vreemde combinatie is dat toch niet? Overigens vonden ze op het lab helemaal niet dat ik oud geworden was. ‘Bébé’, werd er gezegd toen ik vertelde dat ik 22 werd. Een baby bakt niet van die lekkere appeltaarten, was mijn verweer. Dat werd beaamd, maar toch was ik een baby.

Nu de tienerjaren steeds verder uit het zicht verdwijnen ga je de gekste dingen proberen om je toch nog jong te voelen. Voordat je het weet ben je immers oud, of nog erger, degelijk. Het is dus een zaak om in kringen te komen van mensen die nog ouder of vooral degelijker zijn dan jijzelf.



Zo vond ik mezelf afgelopen zondagmiddag terug in een klein zaaltje tussen allemaal mensen met grijze haren. Er zaten mannen met wandelstokken en prachtige Franse hoofddeksels samen met hun vrouwen die voor de gelegenheid netjes gekleed waren. Stiekem zat ik erop te wachten dat één der dames de breinaalden uit de tas zou pakken, maar helaas gebeurde dat niet.

Hoe ik hierin verzeild was geraakt? Nou dat zit zo, ik was bij één van mijn zwerftochten terecht gekomen bij een kapel aan de rand van de stad. Ooit was deze gesticht toen een Franse kroonprins in één verkeersongeluk met zijn koets om het leven was gekomen. Bij de ingang van deze gedenkkapel hing een bordje dat er een kwartier later een concert zou beginnen.

Dat liet ik natuurlijk niet aan me voorbij gaan. En dus zat ik tussen de plaatselijke oma’s en opa’s te luisteren naar een prachtig concert van cello en piano. Ruim een uur lang werd ik bedolven onder de mooiste melodieën van onder meer Bach, Chopin en Lully. Het applaus werd iedere keer luider en langer. En ik voelde me steeds jonger en jonger.

Sterker nog, het is me zo goed bevallen dat ik heb besloten dat ik dit vaker moet gaan doen. Volgende week kunt mij dus verwachten bij de plaatselijke bridge vereniging. Ook heb ik me inschrijven bij de handwerkclub. Maar het meest verheug ik me op een potje Pétanque in de schaduw van de bomen aan de rand van het park.

zaterdag 16 mei 2009

Stoelendans

Langzaam komen de eerste regendruppels naar beneden in de Rue de Rivoli, als ik met Jonathan voor een restaurantje sta. ‘Heb jij geld?’ Het antwoord is negatief, maar toch lopen we naar binnen. Achter ons springt het stoplicht op groen en trekken de auto’s met bedruppelde voorruiten op. Het geluid sterft weg als de deur van het restaurant achter ons dichtslaat.

Een ober die netjes gekleed is in een zwarte broek en een wit overhemd kijkt ons vriendelijk aan. ‘Manger pour deux?’ Ik geef een bevestigend antwoord en hij wijst ons de weg. Een minuut later zitten we aan een klein tafeltje boven aan de trap met een kaart voor onze neus. Maar de kleine kaart die we buiten hadden bekeken is nergens meer te vinden.

Beteuterd keken Jonathan en ik elkaar aan. We hadden na uitgebreid vergelijkend warenonderzoek immers niet voor niets dit restaurantje gekozen. Een blik op het raam leerde dat het buiten nu echt aan het regenen geslagen was. Ook het lege gevoel in onze magen zorgde voor een voorkeur om binnen te blijven.

De zo proper geklede ober was echter in geen velden of wegen meer te bekennen. Het enige uitzicht dat we hadden was een witte bloem die zijn kopje had gebogen en een beetje treurig uit een glaasje water stak. Jonathan en ik maakten van de tijd gebruik om nog even het programma voor de rest van de dag door te nemen.



Toen dan uiteindelijk toch een man in een wit overhemd bij onze tafel kwam, bleek dat we alleen beneden van de kleine kaart konden eten. En dus daalden we de trap weer af om beneden aan een willekeurig tafeltje weer plaats te nemen. Ook hier een witte bloem, deze keer bijna uitgedroogd in een zielig laagje water. Toen de kaart gebracht was, konden we eindelijk onze keuze maken.

Tenminste, dat dachten we. Want toen het puntje bij paaltje kwam en de ober onze bestelling wilde opnemen, bleek dat we opnieuw verkeerd zaten. Aan deze tafel kon alleen gedronken worden. Voor het op de kaart vermelde eten, moesten we een paar tafeltjes verderop aan de andere kant van de bar gaan zitten.

En zo zaten we even later aan een tafeltje dat er precies hetzelfde uitzag als het vorige, met precies dezelfde kaart voor onze neus en weer een witte bloem. Fier stak hij boven het water uit met helder witte blaadjes en meeldraden waarvan het stuifmeel op de tafel was gevallen. Een nieuwe ober nam uiteindelijk onze bestelling op en zo konden onze magen toch nog gevuld worden.

Terwijl we zaten te wachten op het eten, kwam er een verdwaalde bij op onze tafel afvliegen. Vol overgave stortte hij zich op de witte bloem. Ook ons eten werd nu gebracht en zo dineerden we gezamenlijk. Ik, Jonathan en de bij. Toen onze magen gevuld waren, bracht de pinpas oplossing voor de betaling. De bij was allang weer vertrokken, toen wij het geluid van de auto’s weer indoken. Op weg naar het Louvre.

zaterdag 9 mei 2009

Hoe Dalida mijn filmcarrière begon

Als schrijver van blogs, hier en op andere plaatsen, krijg ik vaak leuke reacties. Buiten dingen als ‘Je was een dag te laat!’ komen er soms ook hele bijzondere mailtjes binnen. Zo ontving ik een paar maanden geleden een mailtje van een Vlaamse regisseur. Hij was bezig met de voorbereiding van een aantal filmpjes over de Franse zangeres Dalida voor een theatershow.

Op één van mijn andere internetonderkomens had ik ooit een stukje geschreven over Montmartre en de plaatsen waar Dalida te vinden was. Hij vroeg dan ook of ik hem wilde rondleiden door de stad. Twee weken geleden was het zover en blijkbaar vond hij dit zo’n succes dat hij me vroeg of ik ook bij de opnames zou willen zijn....

En dus liep ik 2 dagen lang met een regisseur, een cameraman, een presentator en een uitvoerend producent langs de sporen van Dalida in Parijs. Al snel bleek dat het ook een tocht langs restaurantjes zou worden, want de maag moest wel gevuld zijn natuurlijk. En zo verbonden wij het noodzakelijke met het aangename.


Ik was overigens niet alleen een gids door de stad. Volgens hen was ik een teamgenoot, volgens mijzelf een manusje-van-alles. Kwaliteiten waarvan ik zelf niet wist dat ik ze had, kwamen in mij boven. Zo wist ik de autocue te bedienen op ongekend niveau, al denkt presentator Jo de Poorter daar ongetwijfeld anders over. Tja, een beginneling moet nou eenmaal even oefenen.

Daarnaast heb ik met schermen lopen hannesen om het licht een beetje mooi te weerkaatsen op het gezicht van Jo. Al was de cameraman Hans de Bauw zo vriendelijk om mij zo te corrigeren in de positie van het scherm, dat hij ook daadwerkelijk nog wat aan mij had. Ach ja, mijn ervaring in de belichting is nou eenmaal redelijk beperkt.

Vooraf had ik geregeld dat filmploeg het graf van Dalida kon filmen vanaf het terras van een hotel aan de rand van de begraafplaats. Maar toen regisseur Lieven Debrauwer de plek zag, ging hij persoonlijk de hotelkamers af om een betere plaats te zoeken. Door Nederlanders werden we uiteraard weggestuurd, maar gelukkig waren er vriendelijke Duitsers waardoor we toch nog juist dat ene shot konden opnemen.

Wie nu denkt dat de filmploeg werkelijk helemaal niets aan mijn hulp heeft gehad, is de uitvoerend producente Renée Paton vergeten. Filmtechnisch mag ik dan een beginneling zijn, regelen kan ik prima. En dus heb ik hotelkamers omgeboekt, bloemen gekocht die op het graf van Dalida werden gelegd, toekijkend publiek op afstand gehouden, toestemming voor filmen gevraagd en werd ik zelfs geschikt geacht om te helpen met het sjouwen van de spullen.

Het waren mijn eerste stappen in de wereld van de film en waarschijnlijk ook mijn laatste. Al weet je natuurlijk nooit of er nog eens een cameraploeg een persoonlijke gids door Parijs wil hebben. De premiere staat in ieder geval gepland op 24 mei in het Antwerpse fakkeltheater. En met een beetje geluk ben ik erbij.

zaterdag 2 mei 2009

Ten Grave

Nederland heeft vakantie en dus zit Parijs vol met Nederlanders. Je kunt in de stad geen stap meer zetten zonder ze te herkennen en ook in de metro hoor je constant Nederlands om je heen. Zelfs voor mijzelf was het een Nederlandse week, want de afgelopen week ben ik volop bezocht. Ik heb geen avond alleen hoeven door te brengen, want van maar liefst drie verschillende kanten kwamen er mensen naar Parijs.

Zo was Birgitta een weekendje overgekomen. Samen maakten we een toer langs monumenten waar ik al jaren niet was geweest. Zoals de Eiffeltoren waar de voertaal ook wel Nederlands leek. Klagen kunnen Nederlanders overigens overal, want zo meldde een man op de top: ‘het uitzicht is hetzelfde als op de 2e etage’.Maar ja, om zo iemand nou meteen een opticien te wijzen…

Op onze tocht door de stad stopten we ook bij begraafplaats Père Lachaise, waar Birgitta nog een persoonlijk held te bezoeken had. Dus slenterden we over de paden tussen de reusachtige monumenten van steen. Om ons heen namen waarvan we nog nooit gehoord hadden en grote bomen die de tombes in de schaduw zetten.


Het is wonderlijk hoe energiek je je voelt tussen het koude natuursteen dat de graven bedekt. Je komt altijd ‘levender’ van een begraafplaats af. Eigenlijk zou je een kerkhof dan ook vaker moeten bezoeken. Je zou er al een graf moeten oprichten voordat je daadwerkelijk gestorven bent. Gewoon om een bepaald deel van je leven af te sluiten, steen erop, klaar is kees.

Vervolgens zou je deze steen regelmatig kunnen bezoeken met vrienden of familie om herinneringen op te halen aan de tijd die je hebt afgesloten. Als je rijk leeft, zou je op het eind van je leven wel een aardig veldje met stenen kunnen vullen! Maar ja, omdat een graf op Pere Lachaise natuurlijk onbetaalbaar is, ligt het buiten mijn bereik om zo’n tussentijds graf op te richten.


Maar toen ik met Birgitta vervolgens langs een border liep en constateerde dat er hier nog makkelijk ruimte was voor een extra graf, sloeg ik mijn slag. Ik schoof de bladeren een beetje opzij en raapte twee takjes van de grond. In de vorm van een kruis heb ik de takjes op de vrijgekomen plek neergelegd. Ik zette rustig een stap naar achter en keek Birgitta aan. Er volgde een minuut stilte.


Daarna liepen we langzaam weer verder en lieten we de begraafplaats achter ons. Een uur later liepen we alweer tussen de Nederlanders in de Notre Dame, die deze keer liepen te klagen over de rij bij de ingang.

Ergens op de velden tussen Oscar Wilde, Jim Morisson en Edith Piaf heb ik mijn Nederlandse jeugd begraven. Volgende week ga ik er een bloemetje brengen....