zondag 13 december 2009

De Metro Dame

Mijn opa vertelde mij ooit dat hij tientallen jaren geleden eens een hele dag in de Parijse metro had doorgebracht met mijn oom die toen nog een klein jongetje was. Ze liepen van metro naar metro en doorkruisten de hele stad zonder boven de grond te komen. Vergeet de Notre Dame en het Louvre, niets is zo mooi als het ondergrondse leven van Parijs.

Dagelijks heb ik genot om mijn uurtje in de onderaardse gangen door te brengen. Zo zat ik afgelopen week in de lijn 1 toen er een dame binnenstapte. Ze droeg een witte bontjas, een parelketting en om haar pols schitterde een horloge dat was afgezet met kleine diamantjes. Het meest opvallende vond ik echter de Gucci zonnebril in haar haren. Het zal vast een model zijn geweest dat ook tegen de regen beschermde, want anders zou ik niet weten waarom ze de bril bij zich had die dag.

Kort gezegd, het was een opvallende verschijning. Voordat ze tegenover mij plaatsnam, veegde ze met haar hand over het stoeltje. Alsof deze handeling enig effect zou hebben op de properheid van het zitvlka. De andere reizigers om mij heen bekeken haar ondertussen volgens de Parijse methode. Dat wil zeggen, ze doen alsof ze zeer verdiept zijn in hun boek of krant, maar kijken ondertussen net over de pagina’s heen.

Ik geloof dat de onuitgesproken conclusie was dat de chauffeur van de dame een dagje vrij moest hebben genomen, want ze had hier werkelijk niets te zoeken in de metro. Een echte Parisien laat echter niet merken dat hij onder de indruk is en dus doken de neuzen nog dieper in de boeken en de kranten.


Naast me zat echter een negerin die geen lectuur bij zich had en bovendien een stuk oplettender was dan ikzelf en mijn medereizigers. ‘Mevrouw, heeft gezien dat uw tas is gescheurd?’, vroeg ze aan de dame. Ik keek op en inderdaad zat er een grote scheur aan de onderkant van de kartonnen tas van een duur kleding merk. Er staken twee truien uit de tas, die er bijna uitvielen.

Zonder de opmerkzame vrouw aan te kijken, mompelde de dame iets in de trant van ‘Oh, dank u wel’ en trok ze de tas op schoot. Het was het begin van een prachtig schouwspel. Ik heb zelden iemand zo onhandig twee truien uit een tas zien halen. Tot op het moment van schrijven is het me onduidelijk waarom de dame ze per se via de scheur naar buiten wilde halen.

De opmerkzame negerin had ondertussen niet stil gezeten. Ze was namelijk in het bezit van een onuitputtelijke tas zoals alleen echte vrouwen hebben. Zo’n exemplaar waarmee je twee weken op reis kan door de binnenlanden van China zonder iets tekort te komen. Hoe dan ook, er kwam een plastic tas uit van de C&A die ze met een vriendelijke lach aan de dame aanbood.

De dame die de truien ondertussen op haar schoot had liggen, keek de negerin met een twijfelende blik aan. De fantoomlezers hadden hun toneelstukje ondertussen opgegeven en bekeken openlijk de afweging van de dame. Het duurde allemaal namelijk net iets te lang en haar blik sprak boekdelen. Toch zei ze uiteindelijk uiterst vriendelijk: ‘Dank u wel, wat vriendelijk van u!’

Voor het eerst keek ze de negerin in het gezicht aan en begon zelfs een vriendelijk gesprekje. Toch denk ik dat de negerin zich vooral dat ene moment van twijfel zal herinneren. Helaas zal zij even als ikzelf nooit weten waarover de vrouw twijfelde. Wilde ze geen tas aannemen van een negerin of was het vooral het grote C&A logo op de tas waarmee ze niet gezien wilde worden?

Toen ik uitstapte was het vriendelijke gesprek tussen de twee alweer uitgedoofd en waren mijn medereizigers weer verdiept in hun boeken. Nergens laten mensen zich zo kennen als in de metro. De volgende keer als u in Parijs bent, doe ook eens een dagje ondergrondse!

zondag 6 december 2009

De Kerstboom

Bij de kerstboom denk ik aan zo’n groene, lekker ruikende fijnspar, die je samen met je vader op een zondagmiddag met een botte bijl en figuurzaag uit een naburig bos omzaagt om vervolgens in de huiskamer met echte kaarsen en de oude kerstballen van oma te versieren. Maar ik vergis me, tegenwoordig is het boomachtige met nepnaalden van plastic, zodat je volgend jaar tenminste niet opnieuw een boom hoeft te kopen.

Aangezien de straten van Parijs al wekenlang met lampjes behangen zijn en je geen etalage voorbij kan lopen zonder een kerstman te zien staan, kwam ik zelfs al voor Sinterklaas in de kerstsferen. De druk van de commercie op mijn fragiele schoudertjes werd steeds groter (toch eens wat meer eten) en dus toog ook ik naar de winkel voor een prachtig exemplaar van de eerder geroemde kunstkerstboom. Ik dacht ik wil ‘een kerstboom’, maar vroeg om een ‘sapin de noël’.

Niet veel later kon ik beginnen met het meest feestelijke onderdeel, namelijk het opzetten van den kerstboom (of van den den, zo u wilt). Op de achtergrond klonk stemmige kerstmuziek over een kleine trommelaar (param pam pam pam) en dus kon ik beginnen. Altijd beginnen met de lampjes, zo herinnerde ik mij een uitspraak van mijn vader. Dus dat deed ik.



Toen de stekker in het stopcontact ging, bleek dat ik onoplettend was geweest. De lampjes die prachtig over het boompje waren verdeeld bleken namelijk te knipperen. Aan uit, aan uit, aan uit (param pam pam pam). Ik pakte het doosje er bij en toegegeven, er stond inderdaad wel op het doosje vermeld dat de lampjes knipperend waren. Ik dacht ‘shit’ en maar riep ‘putain’ want nu zat ik dus met een beetje ‘hoerige’ kerstboom in mijn kamer (param pam pam pam).

Ik dacht ‘maar goed’, maar zei ‘enfin’, dan had ik maar beter op moeten letten in de winkel. Verder dus met de rode kerstballen die ik een voor een uit de doos verwijderde. En daar vestigde ik een nieuw record, slechts een kerstbal gleed door mijn vingers en stuiterde op de grond (param pam pam pam). Maar op wonderenswaardige wijze besloot de bal niet kapot te gaan. 24 ballen, 0 doden.

Nadat ook het stalletje onder aan de boom was gezet (een cadeautje van een ondertussen verhuisde buurvrouw), kon ik mijn kerstboom tevreden aanschouwen. Ik dacht ‘Jezus Christus’ wat een prachtige boom, maar zei ‘Nana Mouskouri’ (param pam pam pam). Toen wist ik dat teveel kerstliedjes had gedraaid...

Nana Mouskouri is namelijk helemaal niet Frans.

dinsdag 1 december 2009

Als Zwerver in Parijs

Mijn internetverbinding is weer in orde, dus verblijd ik u graag met een belevenis uit de afgelopen weken.

‘Woon jij hier ?’

Ik keek op van de laptop die op mijn schoot stond. Voor mij stond een jongetje met een rode driewieler. Ongeduldig bewoog hij zijn fietsje van voor naar achter, terwijl hij me nieuwsgierig aankeek. Ik schatte het mannetje op een jaar of 5.


Ik antwoordde duidelijk niet snel genoeg naar zijn zin, want hij begon zelf verder te praten. ‘Ik heb ook een computer en dan speel ik altijd spelletjes met salto en zelia.’
‘Zijn dat je vriendjes?’, vroeg ik geïnteresseerd.

‘Née-hee!’

Ik had duidelijk een domme opmerking gemaakt.

‘Dat is een spelletje op de computer. Ik ben daar heel goed in.’

‘O! Ik kende dat spelletje niet.’, zei ik om me nog enigszins te redden en niet helemaal achterlijk te worden gevonden door het kereltje.


Maar hij praatte onverstoord verder.
‘Ik speel heel veel op de computer als het regent. Als het mooi weer is, speel ik liever buiten. Maar mijn computer is thuis.
Woon jij hier?’

Eindelijk begreep ik het misverstand. Ik zat hier in het Parc Monceau met mijn laptop om mijn e-mail te checken. In het park zat namelijk een hotspot van de gemeente Parijs zodat ik hier gratis kon internetten. Maar het ventje dacht omdat ik hier mijn computer had, dat ik hier ook woonde. Hij associeerde een computer met zijn huis.



Ik besloot het spelletje mee te spelen.
‘Nee, ik woon hier niet. Dit is mijn kantoor’, zei ik hem dan ook lachend.
‘O’, antwoordde het kereltje bedremmeld.

Om hem niet teleur te stellen, vertelde ik verder.

‘Mijn huis is daar!’ Ik wees naar de andere kant van de vijver.
Met grote ogen volgde het jongetje mijn vinger en keek naar het bankje aan de overkant van het water. Daarna keek hij me weer aan, in afwachting van wat ik nog meer te zeggen had.


Ik begon lekker op dreef te komen.
‘De vijver is mijn badkuip.’, vertelde ik. ‘Heb jij een badeendje?’
Het kereltje antwoordde vrolijk: ‘Ja! Ik heb er zelfs twee. Een gele en een rode!’
‘Ik heb geen badeendjes.’, zei ik,
‘Ik heb echte eendjes in mijn bad!’

Het jongetje moest lachen.


‘En zie je die boom daar?’, ik wees naar een willekeurige boom in de buurt.
Hij knikte ja.

‘Dat is nou mijn WC!’

Met grote ogen keek hij me aan. ‘Echt waar?’

‘Ja, echt waar!’, bevestigde ik.

Vervolgens werd ons gesprekje onderbroken door het geroep van een dame.
‘Matthieu! Kom je hier. Laat die meneer eens met rust!’

Zonder nog iets te zeggen draaide het jongetje zijn driewieler om en fietste naar zijn moeder toe.

Trots vertelde hij: ‘Mama, ik heb een echte zwerver gezien!’