zondag 31 januari 2010

Cijfers

In 2007 was het onze minister president Jan Peter Balkenende die de Nederlandse zesjes cultuur hekelde. Voor wie het zich niet meer herinnert, hij deed deze uitspraken ergens in de periode tussen zijn roep om een VOC mentaliteit en zijn SMSjes naar Jan Smit. Hij vond dat we niet langer genoeg moesten nemen met middelmaat en dat we moeten streven naar het hoogst haalbare.

Als braaf burgerman heb ik dit christendemocratisch gedachtegoed in mijn achterhoofd laten nestelen en ben aan de slag gegaan. Immers als Jan Peter Balkenende het zegt, moet het wel bijna de mening van God zelf zijn. Dus zat ik de afgelopen maanden hard te studeren om de zesjes voor eens en altijd achter me te laten en deed ik voor iedere tentamen een schietgebedje.

Nou hoor ik u, lieve lezer, de eerste kokhals geluiden maken. Ik besef dat de inleiding misschien een beetje te ver gaat. Om verdere oprispingen te voorkomen, is het dan misschien ook beter een wat meer integere uitleg te geven voor mijn studiedrift. Eigenlijk is het heel simpel uit te leggen. Hoe hoger mijn punten dit jaar hoe groter de kans op een beurs volgend jaar voor een promotieonderzoek.

Het Franse puntensysteem loopt tot het maximale cijfer van 20 en mijn doel was om op zijn minst een 14 te halen om een goede kans te hebben later dit jaar. Al mijn tentamens het afgelopen half jaar heb ik dus gemaakt met in mijn achterhoofd die 14 punten. Die 14 punten zouden namelijk ook nog een mooie aantekening op mijn diploma opleveren.

Het eerste half jaar vol met tentamens zit er ondertussen op en de afgelopen week was het dan eindelijk zover. De cijfers werden bekend gemaakt. Van de 6 vakken die ik had gedaan, was er uiteindelijk 1 vak lager (13,7) dan de 14 die ik mijzelf ten doel had gesteld. Sterker nog ik kwam op het prachtige gemiddelde van 16,13 uit. Met een grote glimlach verliet ik vrijdag dan ook de universiteit.

De snelle rekenaar deelt deze 16 snel door twee en zegt vervolgens dat dit dus een 8 zou zijn in Nederland. Maar zo een op een zijn deze cijfers niet te vergelijken met het Nederlandse puntensysteem. In Frankrijk is de 10 al voldoende (gedeeld door twee is dat dus een 5). Mocht ik bovendien aan het eind van het jaar nog steeds een 16 gemiddeld staan, dan levert dit mij op het diploma de aantekening ‘summa cum laude’ op. Ik denk dan ook dat je deze 16 moet vergelijken met een 8,5 volgens het Nederlandse puntensysteem.

De komende maanden loop ik stage in een laboratorium in Parijs waar onderzoek wordt gedaan naar atherosclerose. Het zal van deze stage afhangen of ik dit gemiddelde ook kan vasthouden voor op mijn eindlijst. Werk aan de winkel dus de komende maanden. De eerste stap is in ieder geval gezet. Ik verwacht dan stiekem ook een SMSje van Balkenende de komende week....

zondag 24 januari 2010

Brieven uit het Hart

Iedere ochtend verplaats ik mij met de metro van mijn huis naar de andere kant van Parijs waar de universiteit zich bevindt. Ik vul mijn half uurtje onder de grond meestal met het lezen van het gratis ochtendblad. Ondanks dat ik de keuze heb uit maar liefst drie kranten, lees ik meestal de Metro. Bij de ingang van het metrostation staat iedere morgen namelijk een jongeman. Na een vriendelijk ‘Bonjour’ en een glimlach reikt hij mij een exemplaar. Het is een goed begin van de dag.

Eenmaal in de metro blader ik meestal snel door naar mijn favoriete rubriek, de lezersbrieven. Niet dat ik nou zo geïnteresseerd ben in wat Jean uit Perpignan vindt van de Facebook-pagina van Sarkozy of in het feit dat Marion uit Saint Denis een meisje uit Haïti heeft geadopteerd en oproept om maar veel geld te storten. Nee, dat soort brieven laten mij volledig koud.

Toch blader ik dagelijks snel naar de brieven. Een of twee keer per week wordt de rubriek namelijk omgetoverd tot “Courrier du Coeur” ofwel brieven uit het hart. Als het weer zo ver is, gaat mijn hart harder kloppen en verlekker ik mij aan de schrijfsels.

Lijn 10, donderdag 14 januari. Het is rond 9 uur als jij instapt bij halte Odeon. Als je gaat zitten, lach je me toe en zegt ‘Bonjour’ met je rood gestifte lippen. Het is een moment dat ik nooit meer zal vergeten. Ik was op slag verliefd en droom sindsdien van je lach. Ik draag een donkerblauwe jas en heb blond haar. Stap je snel weer eens bij mij in de metro? – een metronaut (lees: anonieme metro-lezer)

Het is vrijdagavond midden in bus 21 rond 19h20 als jij naast me komt zitten. Je hebt halflang donkerbruin haar, draagt skinny jeans en een zwarte leren jas. Uit je blauwegroene Ipod klinkt David Guetta. Mijn favoriete DJ! Twee haltes later stap je alweer uit. Sinds toen ben ik gevangene van jouw herinnering. Stuur je me een mailtje? – geheimeliefde@yahoo.fr

Het leuke van de brieven is de totale inwisselbaarheid van ieder verhaal en de bijna belachelijke toon waarop de stukken zijn geschreven. Stelregel lijkt te zijn hoe meer over-de-top het verhaal, des te groter de kans op plaatsing in de krant. Iedere schrijver lijkt na een enkele ontmoeting niet meer te kunnen leven zonder ander. Klassiek zijn ook de verhalen als: ‘Iedere morgen stond je naast me in de metro, maar sinds twee weken ben je er plots niet meer. Ik mis je zo!’. Maar het meest verlekker ik me aan de poëtische liefdeszinnen die duidelijk uit andere teksten zijn gejat.

Al maanden heb ik dan ook zin om zelf ook eens zo’n niemendalletje op papier te zetten. Niet dat ik zelf zo’n ‘spannende’ metroliefde heb, maar het lijkt me gewoon heerlijk om zelf zo’n tekst op papier te mogen schrijven. Vol trots presenteer ik u vandaag dan ook mijn eigen persoonlijke brief uit het hart:

Maandagochtend, lijn 2, het is bijna 9 uur als jij de metro binnenkomt. Je hebt bruine haren, draagt een rood halssnoer en hebt prachtige bruine ogen. Vrolijk kijk je naar de mensen om je heen, bij mij blijf je even hangen. Ik lach naar je en voel de vonk overslaan. Je komt dichterbij en streelt langs mijn benen. Het is het gelukkigste moment van mijn leven. Dan het plotselinge einde, je wordt bij me weggetrokken. Denk je nog eens aan me als je van baasje wilt wisselen? – puppylover22@yahoo.fr

zondag 17 januari 2010

Drie Koningen of Drie Keer Koning

Volgens een goede Franse traditie dient er in de week van drie koningen taart gegeten te worden. Daar heb ik helemaal geen moeite mee. Dus zat ik vorige week aan tafel voor een zogenaamde Galette des Rois met mijn buren. Er waren maar liefst twee verschillende koningentaarten aangeschaft, een exemplaar uit het Noorden van Frankrijk en een ander die volgens zuidelijk recept was gemaakt. Nou zal ik u hier niet gaan vervelen met de culinaire finesses van beide taarten. Ze zouden allebei lekker smaken, zo bleek later.

Maar voor het zover was, dienden eerst de stukken eerlijk verdeeld te worden. Ergens in de taart zit namelijk een porseleinen beeldje verstopt en degene die het kleinood in zijn punt vindt, zal zich tot koning laten kronen. De traditie schrijft voor dat de jongste van het gezelschap onder de tafel gaat zitten en de namen van de aanwezigen in willekeurige volgorde opnoemt om de stukken te verdelen. U voelt hem al aankomen, ik was de jongste van het gezelschap.

Toen deze organisatorische taak was uitgevoerd, kon er eindelijk gegeten worden. Er ontstond een gespannen stemming aan de lange houten tafel. Ogen keken onrustig heen en weer met blik die iets wilde zeggen als: ‘Heb jij al wat?’. Aan de andere kant van de tafel giechelde iemand zenuwachtig. Bij mijn derde hap, knalden mijn tanden op iets hards. Met een gevoel alsof mijn voortanden acuut uit mijn mond konden vallen, haalde ik geschrokken het porseleinen beeldje uit mijn mond.

Even hoopte ik dat het een kunstgebit zou zijn, dat zou immers in de situatie wel zo toepasselijk zijn. Maar bij nadere bestudering bleek het een dame in een gele jurk en een mandje in de hand. De spanning aan tafel was verdwenen. Iedereen smikkelde nu rustig zijn laatste stukjes op.


Daarna kwam het moment suprême; de kroning. De bijgeleverde papieren kroon die goud gekleurd was, werd in elkaar gevouwen en op mijn hoofd geplaatst. Het was nog een heel gedoe om te voorkomen dat het ding van mijn oren zou glijden. Ik voelde me net prins carnaval. Maar ik besloot in plaats van een carnavalskraker in te zetten, mijn Koninklijke macht aan te wenden om mij de organisatorische taak voor de tweede taart kwijt te schelden.

Dus werd der iemand anders aangewezen om de namen van de aanwezigen op te noemen. Het ritueel van de verdeling en de gespannen tafel herhaalde zich. Ik besloot deze tweede keer wat voorzichtiger te eten om me een bezoek aan de tandarts te besparen. Maar al bij de eerste hap ontwaarde ik weer een hard stukje in mijn taart. En jawel, ik haalde een porseleinen miniatuurezel uit mijn mond tevoorschijn.

Nu ik voor de tweede keer binnen vijf minuten tot koning werd gekroond, begon het ritueel toch wel een beetje te vervelen. Ik besloot mijn macht een beetje op de proef te stellen.
‘Uhm, nou ik koning ben, lust ik wel een koninklijk glas wijn.’, zo stelde ik met een knipoog.
En jawel hoor, binnen no-time had een glas dat tot de rand toe was gevuld in mijn handen. Ik wilde immers koninklijk en koninklijk kon ik het krijgen.

Om te kijken hoever ik kon gaan, was het volgende dat ik vroeg een voetmassage. Er werd gelachen. Ik kon een rondje gaan lopen, zo werd er gezegd. En dan bij voorkeur met de kroon op mijn hoofd door de hele buurt. Ik besloot niet op dit voorstel in te gaan, ik vond het ook niet erg koninklijk namelijk. Ik verwachtte toch op zijn minst een gouden koets. Om mijn geluk niet langer op de proef te stellen, besloot ik maar niet verder te vragen.

Een paar dagen later zouden we ook op het lab waar ik nu stage loop nog een taartje eten. Het begint misschien een beetje saai te worden, maar na vijf minuten had ik weer een kroon op mijn hoofd. Het kon volgens mijn collega's maar één ding betekenen. Ik zou een heel gelukkig jaar tegemoed gaan.

Kom maar op!

maandag 11 januari 2010

Het Laatste Tentamen

Het was vrijdagochtend. Met een gezicht dat nog half verkreukt was van de slaap stond ik in de gang voor een muffige lokaal waar ik mijn laatste twee tentamens zou maken. Het waren niet alleen de laatste tentamens van het semester of van het jaar, maar zelfs de laatste van mijn hele studie. Voor aanvang stond ik nog even te praten met een medestudent die uit -het altijd zonnige- Syrië komt.

‘Heb je goed geleerd?’

‘Nee.’, antwoordde hij, ‘Ik heb eigenlijk helemaal niet geleerd. Ik zou ook niet weten wat ik zou moeten leren. Er zat weinig samenhang in de colleges. Wat heb jij geleerd dan?’

Een beetje verbaasd over zijn antwoord, zei ik: ‘Nou gewoon, beetje structuren, functies van de cellen, belangrijke eiwitten en genen, schema’s van de signalering binnen de cel.’
‘O. Echt waar. Vertel eens, wat zijn dan de functies van de cellen.’
En voor ik het wist, stond ik de colleges van de afgelopen weken samen te vatten om de vragen van mijn Syrische vriend te beantwoorden.


Het eerste tentamen bleek inderdaad over de zaken die ik geleerd had te gaan. Enigszins wanhopig kwam de onvoorbereide Syriër in de lunchpauze dan ook naar me toe.
‘Jérôme, kan je me de stof voor het tentamen van vanmiddag even samenvatten.’


Het was duidelijk dat het eerste tentamen hem niet zo goed af was gegaan. Ik had echter niet zo’n zin om een half uur lang alle stof op te gaan lepelen omdat meneer niet goed geleerd had. Liever zou ik een hapje gaan eten. Voorzichtig probeerde ik hem dan ook af te wimpelen.
‘Nou, liever niet eigenlijk, ik rust liever even wat uit voor het volgende tentamen.’
Maar dat bleek niet genoeg.
‘Alsjeblieft, je zou me erg mee helpen.’, zo sloeg hij mijn eerste excuus af.
‘Ik kan je de powerpoint uitreksels van de colleges geven?’, probeerde ik.

Maar ook dat had hij liever niet: ‘Ik heb liever dat je het me vertelt.’


Ik vroeg me af of hij hij nou echt niet begreep dat ik er gewoon geen zin in had. Ik begon langzaam te begrijpen waarom Syrië en de rest van wereld elkaar zo slecht verstaan. Het enige wat ik kon doen, was gewoon duidelijk zijn.

‘Het spijt me, maar ik ga dat nou echt niet doen.’

‘Waarom niet?’

De dodelijke vraag was gesteld. Het was wel erg hard om te zeggen dat hij maar gewoon had moeten leren. Zeker omdat ik dan wist dat ik een lijst van talloze dingen te horen zou krijgen, waarom hij niet had kunnen leren.

Dus zei ik: ‘Omdat ik bang ben dat ik me dan straks niet meer kan concentreren. Ik heb even pauze nodig.’

Het bleek genoeg te zijn om hem af te poeieren. Na nog enkele tegensputterringen, ging hij het bij een ander proberen.


Ik vond dat ik het er redelijk van af het gebracht, was zelfs best tevreden over mijn aanpak, totdat hij ’s middags bij het tweede tentamen naast me kwam zitten.
‘Weet je wat het met jou is, Jérôme?’, vroeg hij met een grote glimlach op zijn gezicht.

Ik antwoordde op mijn vriendelijkste toon: ‘Nou?’

‘Jij bent bang dat als je voor een tentamen over de stof praat, dat je dan het tentamen slechter maakt. Maar dat zit allemaal tussen je oren!’

Triomfantelijk keek hij me aan.

‘Ik heb daar geen last van.’, voegde hij toe.
‘Ze noemen dat faalangst. Je zou naar een cursus toe moeten om wat meer zelfvertrouwen te kweken.’, zo zei hij.

Ik zuchtte nog eens diep.