zondag 5 juli 2015

Fietsen zonder zadel

Bijna vijf jaar geleden schreef ik voor het laatst op deze plek een bericht aan mijn 'trouwe lezers' en ondertekende mijn bericht met 'Jérôme'. Met een vooruitziende blik merkte ik op: 'wie weet zal het blog op een dag opnieuw geopend worden voor een nieuwe reis naar andere culturen'

Nou hier ben ik weer!

Vijf jaar later, opnieuw Jerome, maar nu zonder gedoe met accenten, vanuit een zonnig (ja, u leest het goed, zonnig) Engeland voor een nieuw avontuur van 2,5 jaar aan de University of Oxford. Een reis die begon met het binnenhalen van een Rubicon beurs waarmee ik nu de komende tijd onderzoek kan doen op en neer reizend tussen Nijmegen en Oxford. Een verslag van deze tijd vindt u dus hier op de vertrouwde oude plek. En u boft, want we beginnen met een picnic!


Na een twee uur lange busreis vanaf vliegveld, had ik namelijk wel wat ontspanning verdiend. Het was zonde dat in onze is bus geen waterkrachtcentrale was geïnstalleerd, want met de liters zweet die ik en mijn medepassagiers in de dampende bus produceerden, had heel wat stroom opgewekt kunnen worden. Eenmaal buiten de bus en na mijn koffers op mijn kleine studentenkamertjes geplaatst te hebben, was het tijd voor leukere dingen! En wat is er nou leuker dan een picnic in de zon?

Dus toog ik naar de University Parks achter het lab, waar al mijn nieuwe collega's op grote kleden in de zon zaten. Voor ik het wist, had ik een glas Pimm's in mijn handen en genoot van zelf gemaakte lekkernijen. Mijn eigen bijdrage kwam van Albert Heijn: stroopwafels! Dat is overigens een tip voor iedere buitenlandganger: stroopwafels geven je toegang tot ieder feestje.

Ik stamelde nog iets van 'jullie hadden dit per se allemaal voor mij hoeven organiseren' (een droom waar ik snel uit geholpen werd), maar het was in ieder geval een ontspannen manier van binnenkomen. 

De Crime Scene (met andere fietsen)

Na een geslaagde picnic liep ik weer naar huis en begon me (jawel, na slechts een paar uur in Engeland) te ergeren aan het ontbreken van een fiets. Wat is lopen toch langzaam als je een fiets gewend bent!

Na wat rondvragen over waar ik zo snel een tweedehands fiets zou kunnen kopen, bleek ik geluk te hebben. Ik kon er een lenen van een collega voor de komende drie maanden en dus fietste ik de volgende middag door Oxford! Het is een voorbeeld van hoe een eerste week er uit ziet, je bent alleen maar bezig om allerlei dingen te regelen. Niet leuk om te doen, niet leuk om over te lezen en dus zal ik er ook niet teveel over schrijven.

Liever vertel ik over mijn nieuwe fiets. Heerlijk reed ik door het zonnetje door Oxford, deed mijn boodschapjes, fietste naar het werk en ging te fiets naar een bbq met wat collega's. Na een overweldigende hoeveelheid vlees en weer wat nieuwe mensen ontmoet te hebben, zocht ik mijn fietsje weer op. 

Daar stond hij aan het hekje, naast de Saint Mary Magdalen kerk, vredig op mij te wachten. Maar al snel merkte ik dat het een onplezierig ritje zou worden, het zadel was gestolen.... Woon je dus 28 jaar in Nederland zonder dat ooit je fiets wordt gestolen. Ben je drie dagen in Oxford, ben je je zadel kwijt en heb je iets uit te leggen aan een collega....

Nou ja, zo gaat dat dus in je eerste week in het buitenland. Alles wat je wil doen, loopt nog niet helemaal. Er moeten nog dingen geregeld worden, je moet nog een beetje je eigen plekje creëren. Het is als fietsen zonder zadel!

woensdag 4 augustus 2010

Adieu of liever Au revoir!

Lieve Mensen,
Sinds juli resideer ik weer in de lage landen. Na 2 prachtige jaren in de Franse hoofdstad Parijs heb ik afscheid genomen van mijn vrienden, mijn collega's, de universiteit en niet in de laatste plaats de stad zelf. Het was tijd voor een nieuwe stap en die heb ik gevonden op het oude vertrouwde honk, Nijmegen. Vanaf september ga ik starten op de afdeling Fysiologie aan het UMC St. Radboud voor een vierjarig promotietraject.
Hiermee komt er een definitief einde aan de getuigenissen en verhalen op dit blog. Ondanks dat ik de laatste maanden nauwelijks gepost heb, heb ik met veel plezier mijn schrijfsels uit Spanje en later Frankrijk met jullie gedeeld. De teksten blijven online staan en wie weet zal het blog op een dag opnieuw geopend worden voor een nieuwe reis naar andere culturen.
Tot die tijd blijft het hier stil. Uiteraard ben ik nog steeds te vinden op hyves, facebook, twitter en real-life in de oudste stad van ons land. Telefonisch ben ik op oude nummers niet meer bereikbaar, mijn nieuwe nummer en adres volgen per mail.
Tenslotte wil ik jullie allemaal bedanken voor jullie trouwe lezing en lieve reacties.
Adieu of liever Au revoir!

Jérôme

dinsdag 13 april 2010

Gare du Nord

“Goedemorgen dames en heren. Wij heten u van harte welkom aan boord van deze Thalys met als eindbestemming Amsterdam Centraal. Onderweg zullen wij stoppen in Brussel Midi, Antwerpen Centraal, Rotterdam Centraal, Den Haag Centraal en Schiphol.”

Het was een opgewekte stem die het welbekende Thalys praatje afstak. Ik kon de tekst ondertussen dromen. Na het noemen van stations zou hij de reiziger in vier talen vertellen dat de bar in wagon 4 te vinden is, dat er wi-fi aangeboden wordt en dat het verplicht is altijd je vervoerbewijs bij je te dragen als je je zitplaats verlaat.

Ik luisterde dan ook niet meer, maar werd afgeleid door een oude dame die zich met grote moeite over het middenpad bewoog. Je hoefde geen dokter te zijn om de diagnose obesitas te stellen. Terwijl de vrouw stap voor stap zette, zich vastgrijpend aan iedere steulleuning die binnen haar bereik lag, foeterde ze op een man die ik 25 jaar jonger schatte en voor haar liep. Deze man wiens haar aan de slapen grijs was, verdiepte zich in de tickets. Ik besloot dat het haar zoon was.

‘Dames en Heren, we vragen nog eenmaal uw aandacht.’, klonk er uit de speakers boven mijn hoofd. ‘Wegens een gebrek aan personeel zal deze trein 10 tot 15 minuten later vertrekken.’ Teleurstelling klonk in de coupé. Alleen de dikke vrouw en de man die haar vergezelde leken niets te horen. Ze waren nog altijd flink in discusssie.

Het luidruchtige tweetal hield ongeveer naast mijn stoel stil. De man bracht de kaartjes steeds dichterbij zijn bril waarin een tweetal bolle glazen zat geklemd, totdat de dikke dame de papieren uit zijn hand trok. ‘Laat mij eens kijken!’ en ‘Hou jij de koffer eens vast!’, schalde door de coupé.
Ondertussen had er zich een hele rij gevormd achter de dikke dame. Een tiental medereizigers zag de weg naar hun stoelen geblokkeerd door het forse lijf van de vrouw. Maar ze trok zich nergens wat van aan en bekeek uitgebreid de kaartjes en de nummers die boven de stoelen hingen.

Met een zachte warme stem sprak ze mij vervolgens aan. Ik was verrast dat een keel waar net nog schelle boze klanken uit waren gekomen, zo kon veranderen binnen een fractie van een seconde. ‘Monsieur.’ (dat was ik) ‘Zou u het erg vinden om met mijn zoon van plaats te ruilen? Dan kan ik naast hem zitten.’

Ik voelde alle blikken op mij gericht. De vrouw die mij toelachte, de grijzende zoon die me wat beteuterd aankeek en de rij mensen in de gang die zich afvroegen hoelang dit nog ging duren. Zo snel mogelijk stond ik dan ook op en liet ik weten dat ik graag zou ruilen.


Maar hoe snel ik dan ook opgestaan was, dat was voor de dame geen enkele aanleiding om zelf ook snel te gaan zitten. Ze begon een woordenwisseling over wie de raamplaats zou krijgen. Zoonlief was namelijk al bij het raam gaan zitten, maar moest weer opstaan om plaats te maken voor de dame. Het was nog niet alles: ‘Zet die koffer op het rek, ik kan met mijn rug niet tillen.’.

De rij in het gangpad liep ondertussen tot aan de ingang van de coupé. Waar de wachtenden eerst nog wat voorzichtige kuchgeluiden maakten, werd nu met iets te harde stem – zodat de vrouw het kon horen – gezegd dat sommige mensen wel erg veel tijden nodig hadden om te gaan zitten.

Toen dit uiteindelijk dan ook gebeurd was en ook de anderen hun plaats konden zoeken, was het alleen nog wachten op de missende personeelsleden. Zodat de trein daadwerkelijk kon gaan vertrekken.

Ongeveer 15 minuten na de geplande vertrektijd, zag ik door het raam opeens een man over het perron rennen. Hij droeg het pak dat alle werknemers van de Thalys dragen en was op weg naar de voorkant van de trein. Ook de dikke dame die nu voor me zat, was het opgevallen.
‘Ongelooflijk dat iemand zoveel mensen op zich laat wachten.’

Ik richtte mijn blik op haar zoon om te zien hoe hij hier nou op zou reageren. Maar hij had het niet gehoord, hij had zijn oordopjes ingedaan en zat naar muziek te luisteren. Ik moest lachen. Hij had gelijk. Dus toen een minuut later de trein zich in beweging zette, had ook ik twee dopjes in mijn oren.

zondag 7 maart 2010

de Kapper op Stand

De wijk waar ik woon, wordt gedomineerd door statige huizen, dure auto’s en parmantige dames. De middenstand heeft zich aan deze rijkelui aangepast. Hierdoor vind je bij mij in de buurt voornamelijk dure winkels, waar deftige schoenen, chique maatpakken en smaakvolle delicatessen worden verkocht. Het zijn winkels die ik nooit binnen ga. De enige luxe die ik mezelf toesta, is de kapper.

Afgelopen week was het weer zover. Ik werd ontvangen door een man met een lange paardenstaart. Zijn functie was grappenmaker. Hij maakte met iedere klant een praatje en een geintje en nam - als hij tijd had - tussendoor ook de telefoon nog op. Nadat mijn jas was aangenomen, kon ik plaatsnemen op de leren fauteuil met een kopje koffie. Ik was zo aan de beurt.

In de hoek zat een dame die uitgebreid aan het telefoneren was. Het was een fraai gezicht. Terwijl mevrouw met de telefoon aan haar oor zat, deed de kapster haar uiterste best om met haar schaar geen krassen op het dure toestel te veroorzaken.

Aan de andere kant van de salon zat een dame die ik ergens in de 50 schatte, maar nog hopeloos haar best deed om er jong uit te zien, met grote leren laarzen en een te diep decolleté als gevolg. Deze tweede dame had bovendien haar hondje meegenomen, zo’n klein wit harig model. Terwijl mevrouw geknipt werd, maakte het mormel de hele kapsalon onveilig. Het beest waggelde heen en weer en blafte naar alles wat bewoog. Maar u begrijpt, het personeel vond het allemaal even enig.

Ondertussen werd de dame in de hoek in de lak gezet. De telefoon werd er zelfs even voor weggelegd. Toen de derde spuitbus was aangerukt, was het klaar en werd er afgerekend bij de paardenstaart. Het betekende dat ik aan de beurt was. Ik mocht plaatsnemen bij de wasbakken.


Goddelijk was het. Nadat het water op temperatuur was gebracht (Is het niet te warm?) en de shampoo was aangerukt, begon het spel van de vingers over mijn hoofdhuid. Bij een kapper op stand worden namelijk geen haren gewassen, nee, daar wordt een hoofdmassage gegeven. Tien minuten lang wist de vriendelijke blonde dame feilloos alle drukpunten op het hoofd te vinden, zodat ik totaal ontspannen weer uit het water kwam. Heerlijk! Je zou er bijna hetero van worden. Immers, iemand die zo goed met haar vingers is, afijn…

Vervolgens kwam ik bij mijn vaste kapster. Hier kreeg ik een standje, want hoelang was ik niet bij de kapper geweest? Dat kon zo natuurlijk niet. Bij een kapsalon op stand dien je niet met een half verlopen kop binnen te komen. Maar goed, hoe wilde ik het hebben?

Ik antwoordde dat ik het werkelijk niet wist en vroeg of zij een advies had. Hierop bekeek ze met een soort timmermansblik mijn hoofd, haalde haar hand een keer door mijn haar en begon mysterieus te glimlachen. Ze had wel een idee, zei ze. Ze zou me niks zeggen, ging het gewoon uitvoeren en dan zouden we daarna nog wel eens zien!

Daar verdwenen mijn lange lokken. Er werd hard gezwoegd, vooral op de irritante rechterkant van mijn hoofd. Toen ze klaar was, toonde ze trots haar resultaat aan de rest van de kapsters die in een kringetje om me heen kwamen staan. Mijn hoofd werd besproken, want met al die kruinen en de irritante rechtkant schijn ik een echt ‘studieobject’ te zijn.

Maar aan dit groepsgesprek kwam een einde door de man met de paardenstaart. Of de dames niet op konden houden met hoofd van de klant af te kraken! Er werd gelachen en ik kon afrekenen. Mijn jas werd gehaald en over mijn schouders geslagen. Mijn kapster hield de deur voor me open en ik dankte nog eens hartelijk. Na ruim een uur stond ik weer buiten. Teveel betaald uiteraard, maar tevreden.

zondag 28 februari 2010

Eten in de Etalage

Het was een levendig gezicht bij binnenkomst. Tussen de vele kasten die helemaal vol stonden met flessen wijn, waren kleine tafeltjes opgesteld waaraan opgewonden Fransen boven een stomend bord zaten te discussiëren. Lege wijnkistjes waren bijgeschoven om de laatste stamgasten een plek te geven en toch stond er nog een gedekte tafel vrij waarop een bordje ‘gereserveerd’ prijkte. Het was onze tafel.

De ober wees ons, dat wil zeggen ik, Marieke en Thijs de tafel en verwijderde het bordje. De oude houten tafel stond helemaal aan de voorkant van de ruimte. Pas toen we plaats hadden genomen, bleek hoe dicht we op de etalage zaten. Een onverhoedse armbeweging zou een kettingsreactie tot gevolg hebben, waarbij iedere fles wijn een volgende om zou tikken en op de grond kapot zou vallen. Gelukkig kon een dergelijk bloedbad voorkomen worden.

De vriendelijke ober die ons de tafel had gewezen, kwam nou met een ouderwets schoolbord bij de tafel staan, dat hij tijdelijk op een wijnkistje liet rusten. Op het reusachtige bord stonden eigenlijk slechts drie dingen, een voorgerecht, een hoofdgerecht en een nagerecht. De keus die ons werd voorgeschoteld bestond niet uit wat we wilden eten, maar of we een voor- en een hoofdgerecht danwel een hoofd- en een nagerecht namen.

We waren terechtgekomen in een slijterij of wijnwinkel die tijdens de lunchuren tevens als restaurant dienstdeed. Het concept was simpel, de bezoeker eet wat de pot schaft onder het genot van een goed glas wijn dat voor een winkelprijs werd aangeboden. De keuze zat hem dan ook in de drank, en keuze, die was er….

Flessen in prijs variërend van enkele euro’s tot enkele honderden euro’s stonden kriskras door elkaar opgesteld en werden met een even grote liefde door de ober geopend. Nadat de keuze was gevallen op een goede Bourgogne, werd al snel het eten opgediend. Een werkelijk heerlijke Boeuf Bourgignon werd voor ons op tafel gezet.

Terwijl van de stamtafel alweer een volgende stemverheffing klonk, begonnen wij te eten. Het vlees was zo zacht dat het met een rietje opgeslurpt zou kunnen worden. Maar we hielden het netjes en gebruikten ons bestek. Ondertussen kwam de een na de andere binnen met de vraag of er nog een tafeltje vrij was, maar de vriendelijke ober moest ieder teleurstellen.

We aten dat het ons een lust was en terwijl ik iets hoorde mompelen in de trant van ‘onovertroffen’ en ‘smaakexplosie’, bleek er voor de etalageruit een redelijke groep mensen was blijven stilstaan. Even dacht ik dat het was vanwege onze uitstekende tafelmanieren, maar al snel bleek het voor de aanbieding van de week was, een uiterst scherp geprijste Bordeaux.

Eten in de etalage, maar wel in een Franse huiselijke sfeer en onder het genot van een goed glas wijn. Voldaan gingen we dus weer naar buiten, de stad in.

zondag 31 januari 2010

Cijfers

In 2007 was het onze minister president Jan Peter Balkenende die de Nederlandse zesjes cultuur hekelde. Voor wie het zich niet meer herinnert, hij deed deze uitspraken ergens in de periode tussen zijn roep om een VOC mentaliteit en zijn SMSjes naar Jan Smit. Hij vond dat we niet langer genoeg moesten nemen met middelmaat en dat we moeten streven naar het hoogst haalbare.

Als braaf burgerman heb ik dit christendemocratisch gedachtegoed in mijn achterhoofd laten nestelen en ben aan de slag gegaan. Immers als Jan Peter Balkenende het zegt, moet het wel bijna de mening van God zelf zijn. Dus zat ik de afgelopen maanden hard te studeren om de zesjes voor eens en altijd achter me te laten en deed ik voor iedere tentamen een schietgebedje.

Nou hoor ik u, lieve lezer, de eerste kokhals geluiden maken. Ik besef dat de inleiding misschien een beetje te ver gaat. Om verdere oprispingen te voorkomen, is het dan misschien ook beter een wat meer integere uitleg te geven voor mijn studiedrift. Eigenlijk is het heel simpel uit te leggen. Hoe hoger mijn punten dit jaar hoe groter de kans op een beurs volgend jaar voor een promotieonderzoek.

Het Franse puntensysteem loopt tot het maximale cijfer van 20 en mijn doel was om op zijn minst een 14 te halen om een goede kans te hebben later dit jaar. Al mijn tentamens het afgelopen half jaar heb ik dus gemaakt met in mijn achterhoofd die 14 punten. Die 14 punten zouden namelijk ook nog een mooie aantekening op mijn diploma opleveren.

Het eerste half jaar vol met tentamens zit er ondertussen op en de afgelopen week was het dan eindelijk zover. De cijfers werden bekend gemaakt. Van de 6 vakken die ik had gedaan, was er uiteindelijk 1 vak lager (13,7) dan de 14 die ik mijzelf ten doel had gesteld. Sterker nog ik kwam op het prachtige gemiddelde van 16,13 uit. Met een grote glimlach verliet ik vrijdag dan ook de universiteit.

De snelle rekenaar deelt deze 16 snel door twee en zegt vervolgens dat dit dus een 8 zou zijn in Nederland. Maar zo een op een zijn deze cijfers niet te vergelijken met het Nederlandse puntensysteem. In Frankrijk is de 10 al voldoende (gedeeld door twee is dat dus een 5). Mocht ik bovendien aan het eind van het jaar nog steeds een 16 gemiddeld staan, dan levert dit mij op het diploma de aantekening ‘summa cum laude’ op. Ik denk dan ook dat je deze 16 moet vergelijken met een 8,5 volgens het Nederlandse puntensysteem.

De komende maanden loop ik stage in een laboratorium in Parijs waar onderzoek wordt gedaan naar atherosclerose. Het zal van deze stage afhangen of ik dit gemiddelde ook kan vasthouden voor op mijn eindlijst. Werk aan de winkel dus de komende maanden. De eerste stap is in ieder geval gezet. Ik verwacht dan stiekem ook een SMSje van Balkenende de komende week....

zondag 24 januari 2010

Brieven uit het Hart

Iedere ochtend verplaats ik mij met de metro van mijn huis naar de andere kant van Parijs waar de universiteit zich bevindt. Ik vul mijn half uurtje onder de grond meestal met het lezen van het gratis ochtendblad. Ondanks dat ik de keuze heb uit maar liefst drie kranten, lees ik meestal de Metro. Bij de ingang van het metrostation staat iedere morgen namelijk een jongeman. Na een vriendelijk ‘Bonjour’ en een glimlach reikt hij mij een exemplaar. Het is een goed begin van de dag.

Eenmaal in de metro blader ik meestal snel door naar mijn favoriete rubriek, de lezersbrieven. Niet dat ik nou zo geïnteresseerd ben in wat Jean uit Perpignan vindt van de Facebook-pagina van Sarkozy of in het feit dat Marion uit Saint Denis een meisje uit Haïti heeft geadopteerd en oproept om maar veel geld te storten. Nee, dat soort brieven laten mij volledig koud.

Toch blader ik dagelijks snel naar de brieven. Een of twee keer per week wordt de rubriek namelijk omgetoverd tot “Courrier du Coeur” ofwel brieven uit het hart. Als het weer zo ver is, gaat mijn hart harder kloppen en verlekker ik mij aan de schrijfsels.

Lijn 10, donderdag 14 januari. Het is rond 9 uur als jij instapt bij halte Odeon. Als je gaat zitten, lach je me toe en zegt ‘Bonjour’ met je rood gestifte lippen. Het is een moment dat ik nooit meer zal vergeten. Ik was op slag verliefd en droom sindsdien van je lach. Ik draag een donkerblauwe jas en heb blond haar. Stap je snel weer eens bij mij in de metro? – een metronaut (lees: anonieme metro-lezer)

Het is vrijdagavond midden in bus 21 rond 19h20 als jij naast me komt zitten. Je hebt halflang donkerbruin haar, draagt skinny jeans en een zwarte leren jas. Uit je blauwegroene Ipod klinkt David Guetta. Mijn favoriete DJ! Twee haltes later stap je alweer uit. Sinds toen ben ik gevangene van jouw herinnering. Stuur je me een mailtje? – geheimeliefde@yahoo.fr

Het leuke van de brieven is de totale inwisselbaarheid van ieder verhaal en de bijna belachelijke toon waarop de stukken zijn geschreven. Stelregel lijkt te zijn hoe meer over-de-top het verhaal, des te groter de kans op plaatsing in de krant. Iedere schrijver lijkt na een enkele ontmoeting niet meer te kunnen leven zonder ander. Klassiek zijn ook de verhalen als: ‘Iedere morgen stond je naast me in de metro, maar sinds twee weken ben je er plots niet meer. Ik mis je zo!’. Maar het meest verlekker ik me aan de poëtische liefdeszinnen die duidelijk uit andere teksten zijn gejat.

Al maanden heb ik dan ook zin om zelf ook eens zo’n niemendalletje op papier te zetten. Niet dat ik zelf zo’n ‘spannende’ metroliefde heb, maar het lijkt me gewoon heerlijk om zelf zo’n tekst op papier te mogen schrijven. Vol trots presenteer ik u vandaag dan ook mijn eigen persoonlijke brief uit het hart:

Maandagochtend, lijn 2, het is bijna 9 uur als jij de metro binnenkomt. Je hebt bruine haren, draagt een rood halssnoer en hebt prachtige bruine ogen. Vrolijk kijk je naar de mensen om je heen, bij mij blijf je even hangen. Ik lach naar je en voel de vonk overslaan. Je komt dichterbij en streelt langs mijn benen. Het is het gelukkigste moment van mijn leven. Dan het plotselinge einde, je wordt bij me weggetrokken. Denk je nog eens aan me als je van baasje wilt wisselen? – puppylover22@yahoo.fr

zondag 17 januari 2010

Drie Koningen of Drie Keer Koning

Volgens een goede Franse traditie dient er in de week van drie koningen taart gegeten te worden. Daar heb ik helemaal geen moeite mee. Dus zat ik vorige week aan tafel voor een zogenaamde Galette des Rois met mijn buren. Er waren maar liefst twee verschillende koningentaarten aangeschaft, een exemplaar uit het Noorden van Frankrijk en een ander die volgens zuidelijk recept was gemaakt. Nou zal ik u hier niet gaan vervelen met de culinaire finesses van beide taarten. Ze zouden allebei lekker smaken, zo bleek later.

Maar voor het zover was, dienden eerst de stukken eerlijk verdeeld te worden. Ergens in de taart zit namelijk een porseleinen beeldje verstopt en degene die het kleinood in zijn punt vindt, zal zich tot koning laten kronen. De traditie schrijft voor dat de jongste van het gezelschap onder de tafel gaat zitten en de namen van de aanwezigen in willekeurige volgorde opnoemt om de stukken te verdelen. U voelt hem al aankomen, ik was de jongste van het gezelschap.

Toen deze organisatorische taak was uitgevoerd, kon er eindelijk gegeten worden. Er ontstond een gespannen stemming aan de lange houten tafel. Ogen keken onrustig heen en weer met blik die iets wilde zeggen als: ‘Heb jij al wat?’. Aan de andere kant van de tafel giechelde iemand zenuwachtig. Bij mijn derde hap, knalden mijn tanden op iets hards. Met een gevoel alsof mijn voortanden acuut uit mijn mond konden vallen, haalde ik geschrokken het porseleinen beeldje uit mijn mond.

Even hoopte ik dat het een kunstgebit zou zijn, dat zou immers in de situatie wel zo toepasselijk zijn. Maar bij nadere bestudering bleek het een dame in een gele jurk en een mandje in de hand. De spanning aan tafel was verdwenen. Iedereen smikkelde nu rustig zijn laatste stukjes op.


Daarna kwam het moment suprême; de kroning. De bijgeleverde papieren kroon die goud gekleurd was, werd in elkaar gevouwen en op mijn hoofd geplaatst. Het was nog een heel gedoe om te voorkomen dat het ding van mijn oren zou glijden. Ik voelde me net prins carnaval. Maar ik besloot in plaats van een carnavalskraker in te zetten, mijn Koninklijke macht aan te wenden om mij de organisatorische taak voor de tweede taart kwijt te schelden.

Dus werd der iemand anders aangewezen om de namen van de aanwezigen op te noemen. Het ritueel van de verdeling en de gespannen tafel herhaalde zich. Ik besloot deze tweede keer wat voorzichtiger te eten om me een bezoek aan de tandarts te besparen. Maar al bij de eerste hap ontwaarde ik weer een hard stukje in mijn taart. En jawel, ik haalde een porseleinen miniatuurezel uit mijn mond tevoorschijn.

Nu ik voor de tweede keer binnen vijf minuten tot koning werd gekroond, begon het ritueel toch wel een beetje te vervelen. Ik besloot mijn macht een beetje op de proef te stellen.
‘Uhm, nou ik koning ben, lust ik wel een koninklijk glas wijn.’, zo stelde ik met een knipoog.
En jawel hoor, binnen no-time had een glas dat tot de rand toe was gevuld in mijn handen. Ik wilde immers koninklijk en koninklijk kon ik het krijgen.

Om te kijken hoever ik kon gaan, was het volgende dat ik vroeg een voetmassage. Er werd gelachen. Ik kon een rondje gaan lopen, zo werd er gezegd. En dan bij voorkeur met de kroon op mijn hoofd door de hele buurt. Ik besloot niet op dit voorstel in te gaan, ik vond het ook niet erg koninklijk namelijk. Ik verwachtte toch op zijn minst een gouden koets. Om mijn geluk niet langer op de proef te stellen, besloot ik maar niet verder te vragen.

Een paar dagen later zouden we ook op het lab waar ik nu stage loop nog een taartje eten. Het begint misschien een beetje saai te worden, maar na vijf minuten had ik weer een kroon op mijn hoofd. Het kon volgens mijn collega's maar één ding betekenen. Ik zou een heel gelukkig jaar tegemoed gaan.

Kom maar op!

maandag 11 januari 2010

Het Laatste Tentamen

Het was vrijdagochtend. Met een gezicht dat nog half verkreukt was van de slaap stond ik in de gang voor een muffige lokaal waar ik mijn laatste twee tentamens zou maken. Het waren niet alleen de laatste tentamens van het semester of van het jaar, maar zelfs de laatste van mijn hele studie. Voor aanvang stond ik nog even te praten met een medestudent die uit -het altijd zonnige- Syrië komt.

‘Heb je goed geleerd?’

‘Nee.’, antwoordde hij, ‘Ik heb eigenlijk helemaal niet geleerd. Ik zou ook niet weten wat ik zou moeten leren. Er zat weinig samenhang in de colleges. Wat heb jij geleerd dan?’

Een beetje verbaasd over zijn antwoord, zei ik: ‘Nou gewoon, beetje structuren, functies van de cellen, belangrijke eiwitten en genen, schema’s van de signalering binnen de cel.’
‘O. Echt waar. Vertel eens, wat zijn dan de functies van de cellen.’
En voor ik het wist, stond ik de colleges van de afgelopen weken samen te vatten om de vragen van mijn Syrische vriend te beantwoorden.


Het eerste tentamen bleek inderdaad over de zaken die ik geleerd had te gaan. Enigszins wanhopig kwam de onvoorbereide Syriër in de lunchpauze dan ook naar me toe.
‘Jérôme, kan je me de stof voor het tentamen van vanmiddag even samenvatten.’


Het was duidelijk dat het eerste tentamen hem niet zo goed af was gegaan. Ik had echter niet zo’n zin om een half uur lang alle stof op te gaan lepelen omdat meneer niet goed geleerd had. Liever zou ik een hapje gaan eten. Voorzichtig probeerde ik hem dan ook af te wimpelen.
‘Nou, liever niet eigenlijk, ik rust liever even wat uit voor het volgende tentamen.’
Maar dat bleek niet genoeg.
‘Alsjeblieft, je zou me erg mee helpen.’, zo sloeg hij mijn eerste excuus af.
‘Ik kan je de powerpoint uitreksels van de colleges geven?’, probeerde ik.

Maar ook dat had hij liever niet: ‘Ik heb liever dat je het me vertelt.’


Ik vroeg me af of hij hij nou echt niet begreep dat ik er gewoon geen zin in had. Ik begon langzaam te begrijpen waarom Syrië en de rest van wereld elkaar zo slecht verstaan. Het enige wat ik kon doen, was gewoon duidelijk zijn.

‘Het spijt me, maar ik ga dat nou echt niet doen.’

‘Waarom niet?’

De dodelijke vraag was gesteld. Het was wel erg hard om te zeggen dat hij maar gewoon had moeten leren. Zeker omdat ik dan wist dat ik een lijst van talloze dingen te horen zou krijgen, waarom hij niet had kunnen leren.

Dus zei ik: ‘Omdat ik bang ben dat ik me dan straks niet meer kan concentreren. Ik heb even pauze nodig.’

Het bleek genoeg te zijn om hem af te poeieren. Na nog enkele tegensputterringen, ging hij het bij een ander proberen.


Ik vond dat ik het er redelijk van af het gebracht, was zelfs best tevreden over mijn aanpak, totdat hij ’s middags bij het tweede tentamen naast me kwam zitten.
‘Weet je wat het met jou is, Jérôme?’, vroeg hij met een grote glimlach op zijn gezicht.

Ik antwoordde op mijn vriendelijkste toon: ‘Nou?’

‘Jij bent bang dat als je voor een tentamen over de stof praat, dat je dan het tentamen slechter maakt. Maar dat zit allemaal tussen je oren!’

Triomfantelijk keek hij me aan.

‘Ik heb daar geen last van.’, voegde hij toe.
‘Ze noemen dat faalangst. Je zou naar een cursus toe moeten om wat meer zelfvertrouwen te kweken.’, zo zei hij.

Ik zuchtte nog eens diep.

zondag 13 december 2009

De Metro Dame

Mijn opa vertelde mij ooit dat hij tientallen jaren geleden eens een hele dag in de Parijse metro had doorgebracht met mijn oom die toen nog een klein jongetje was. Ze liepen van metro naar metro en doorkruisten de hele stad zonder boven de grond te komen. Vergeet de Notre Dame en het Louvre, niets is zo mooi als het ondergrondse leven van Parijs.

Dagelijks heb ik genot om mijn uurtje in de onderaardse gangen door te brengen. Zo zat ik afgelopen week in de lijn 1 toen er een dame binnenstapte. Ze droeg een witte bontjas, een parelketting en om haar pols schitterde een horloge dat was afgezet met kleine diamantjes. Het meest opvallende vond ik echter de Gucci zonnebril in haar haren. Het zal vast een model zijn geweest dat ook tegen de regen beschermde, want anders zou ik niet weten waarom ze de bril bij zich had die dag.

Kort gezegd, het was een opvallende verschijning. Voordat ze tegenover mij plaatsnam, veegde ze met haar hand over het stoeltje. Alsof deze handeling enig effect zou hebben op de properheid van het zitvlka. De andere reizigers om mij heen bekeken haar ondertussen volgens de Parijse methode. Dat wil zeggen, ze doen alsof ze zeer verdiept zijn in hun boek of krant, maar kijken ondertussen net over de pagina’s heen.

Ik geloof dat de onuitgesproken conclusie was dat de chauffeur van de dame een dagje vrij moest hebben genomen, want ze had hier werkelijk niets te zoeken in de metro. Een echte Parisien laat echter niet merken dat hij onder de indruk is en dus doken de neuzen nog dieper in de boeken en de kranten.


Naast me zat echter een negerin die geen lectuur bij zich had en bovendien een stuk oplettender was dan ikzelf en mijn medereizigers. ‘Mevrouw, heeft gezien dat uw tas is gescheurd?’, vroeg ze aan de dame. Ik keek op en inderdaad zat er een grote scheur aan de onderkant van de kartonnen tas van een duur kleding merk. Er staken twee truien uit de tas, die er bijna uitvielen.

Zonder de opmerkzame vrouw aan te kijken, mompelde de dame iets in de trant van ‘Oh, dank u wel’ en trok ze de tas op schoot. Het was het begin van een prachtig schouwspel. Ik heb zelden iemand zo onhandig twee truien uit een tas zien halen. Tot op het moment van schrijven is het me onduidelijk waarom de dame ze per se via de scheur naar buiten wilde halen.

De opmerkzame negerin had ondertussen niet stil gezeten. Ze was namelijk in het bezit van een onuitputtelijke tas zoals alleen echte vrouwen hebben. Zo’n exemplaar waarmee je twee weken op reis kan door de binnenlanden van China zonder iets tekort te komen. Hoe dan ook, er kwam een plastic tas uit van de C&A die ze met een vriendelijke lach aan de dame aanbood.

De dame die de truien ondertussen op haar schoot had liggen, keek de negerin met een twijfelende blik aan. De fantoomlezers hadden hun toneelstukje ondertussen opgegeven en bekeken openlijk de afweging van de dame. Het duurde allemaal namelijk net iets te lang en haar blik sprak boekdelen. Toch zei ze uiteindelijk uiterst vriendelijk: ‘Dank u wel, wat vriendelijk van u!’

Voor het eerst keek ze de negerin in het gezicht aan en begon zelfs een vriendelijk gesprekje. Toch denk ik dat de negerin zich vooral dat ene moment van twijfel zal herinneren. Helaas zal zij even als ikzelf nooit weten waarover de vrouw twijfelde. Wilde ze geen tas aannemen van een negerin of was het vooral het grote C&A logo op de tas waarmee ze niet gezien wilde worden?

Toen ik uitstapte was het vriendelijke gesprek tussen de twee alweer uitgedoofd en waren mijn medereizigers weer verdiept in hun boeken. Nergens laten mensen zich zo kennen als in de metro. De volgende keer als u in Parijs bent, doe ook eens een dagje ondergrondse!

zondag 6 december 2009

De Kerstboom

Bij de kerstboom denk ik aan zo’n groene, lekker ruikende fijnspar, die je samen met je vader op een zondagmiddag met een botte bijl en figuurzaag uit een naburig bos omzaagt om vervolgens in de huiskamer met echte kaarsen en de oude kerstballen van oma te versieren. Maar ik vergis me, tegenwoordig is het boomachtige met nepnaalden van plastic, zodat je volgend jaar tenminste niet opnieuw een boom hoeft te kopen.

Aangezien de straten van Parijs al wekenlang met lampjes behangen zijn en je geen etalage voorbij kan lopen zonder een kerstman te zien staan, kwam ik zelfs al voor Sinterklaas in de kerstsferen. De druk van de commercie op mijn fragiele schoudertjes werd steeds groter (toch eens wat meer eten) en dus toog ook ik naar de winkel voor een prachtig exemplaar van de eerder geroemde kunstkerstboom. Ik dacht ik wil ‘een kerstboom’, maar vroeg om een ‘sapin de noël’.

Niet veel later kon ik beginnen met het meest feestelijke onderdeel, namelijk het opzetten van den kerstboom (of van den den, zo u wilt). Op de achtergrond klonk stemmige kerstmuziek over een kleine trommelaar (param pam pam pam) en dus kon ik beginnen. Altijd beginnen met de lampjes, zo herinnerde ik mij een uitspraak van mijn vader. Dus dat deed ik.



Toen de stekker in het stopcontact ging, bleek dat ik onoplettend was geweest. De lampjes die prachtig over het boompje waren verdeeld bleken namelijk te knipperen. Aan uit, aan uit, aan uit (param pam pam pam). Ik pakte het doosje er bij en toegegeven, er stond inderdaad wel op het doosje vermeld dat de lampjes knipperend waren. Ik dacht ‘shit’ en maar riep ‘putain’ want nu zat ik dus met een beetje ‘hoerige’ kerstboom in mijn kamer (param pam pam pam).

Ik dacht ‘maar goed’, maar zei ‘enfin’, dan had ik maar beter op moeten letten in de winkel. Verder dus met de rode kerstballen die ik een voor een uit de doos verwijderde. En daar vestigde ik een nieuw record, slechts een kerstbal gleed door mijn vingers en stuiterde op de grond (param pam pam pam). Maar op wonderenswaardige wijze besloot de bal niet kapot te gaan. 24 ballen, 0 doden.

Nadat ook het stalletje onder aan de boom was gezet (een cadeautje van een ondertussen verhuisde buurvrouw), kon ik mijn kerstboom tevreden aanschouwen. Ik dacht ‘Jezus Christus’ wat een prachtige boom, maar zei ‘Nana Mouskouri’ (param pam pam pam). Toen wist ik dat teveel kerstliedjes had gedraaid...

Nana Mouskouri is namelijk helemaal niet Frans.

dinsdag 1 december 2009

Als Zwerver in Parijs

Mijn internetverbinding is weer in orde, dus verblijd ik u graag met een belevenis uit de afgelopen weken.

‘Woon jij hier ?’

Ik keek op van de laptop die op mijn schoot stond. Voor mij stond een jongetje met een rode driewieler. Ongeduldig bewoog hij zijn fietsje van voor naar achter, terwijl hij me nieuwsgierig aankeek. Ik schatte het mannetje op een jaar of 5.


Ik antwoordde duidelijk niet snel genoeg naar zijn zin, want hij begon zelf verder te praten. ‘Ik heb ook een computer en dan speel ik altijd spelletjes met salto en zelia.’
‘Zijn dat je vriendjes?’, vroeg ik geïnteresseerd.

‘Née-hee!’

Ik had duidelijk een domme opmerking gemaakt.

‘Dat is een spelletje op de computer. Ik ben daar heel goed in.’

‘O! Ik kende dat spelletje niet.’, zei ik om me nog enigszins te redden en niet helemaal achterlijk te worden gevonden door het kereltje.


Maar hij praatte onverstoord verder.
‘Ik speel heel veel op de computer als het regent. Als het mooi weer is, speel ik liever buiten. Maar mijn computer is thuis.
Woon jij hier?’

Eindelijk begreep ik het misverstand. Ik zat hier in het Parc Monceau met mijn laptop om mijn e-mail te checken. In het park zat namelijk een hotspot van de gemeente Parijs zodat ik hier gratis kon internetten. Maar het ventje dacht omdat ik hier mijn computer had, dat ik hier ook woonde. Hij associeerde een computer met zijn huis.



Ik besloot het spelletje mee te spelen.
‘Nee, ik woon hier niet. Dit is mijn kantoor’, zei ik hem dan ook lachend.
‘O’, antwoordde het kereltje bedremmeld.

Om hem niet teleur te stellen, vertelde ik verder.

‘Mijn huis is daar!’ Ik wees naar de andere kant van de vijver.
Met grote ogen volgde het jongetje mijn vinger en keek naar het bankje aan de overkant van het water. Daarna keek hij me weer aan, in afwachting van wat ik nog meer te zeggen had.


Ik begon lekker op dreef te komen.
‘De vijver is mijn badkuip.’, vertelde ik. ‘Heb jij een badeendje?’
Het kereltje antwoordde vrolijk: ‘Ja! Ik heb er zelfs twee. Een gele en een rode!’
‘Ik heb geen badeendjes.’, zei ik,
‘Ik heb echte eendjes in mijn bad!’

Het jongetje moest lachen.


‘En zie je die boom daar?’, ik wees naar een willekeurige boom in de buurt.
Hij knikte ja.

‘Dat is nou mijn WC!’

Met grote ogen keek hij me aan. ‘Echt waar?’

‘Ja, echt waar!’, bevestigde ik.

Vervolgens werd ons gesprekje onderbroken door het geroep van een dame.
‘Matthieu! Kom je hier. Laat die meneer eens met rust!’

Zonder nog iets te zeggen draaide het jongetje zijn driewieler om en fietste naar zijn moeder toe.

Trots vertelde hij: ‘Mama, ik heb een echte zwerver gezien!’