dinsdag 1 december 2009

Als Zwerver in Parijs

Mijn internetverbinding is weer in orde, dus verblijd ik u graag met een belevenis uit de afgelopen weken.

‘Woon jij hier ?’

Ik keek op van de laptop die op mijn schoot stond. Voor mij stond een jongetje met een rode driewieler. Ongeduldig bewoog hij zijn fietsje van voor naar achter, terwijl hij me nieuwsgierig aankeek. Ik schatte het mannetje op een jaar of 5.


Ik antwoordde duidelijk niet snel genoeg naar zijn zin, want hij begon zelf verder te praten. ‘Ik heb ook een computer en dan speel ik altijd spelletjes met salto en zelia.’
‘Zijn dat je vriendjes?’, vroeg ik geïnteresseerd.

‘Née-hee!’

Ik had duidelijk een domme opmerking gemaakt.

‘Dat is een spelletje op de computer. Ik ben daar heel goed in.’

‘O! Ik kende dat spelletje niet.’, zei ik om me nog enigszins te redden en niet helemaal achterlijk te worden gevonden door het kereltje.


Maar hij praatte onverstoord verder.
‘Ik speel heel veel op de computer als het regent. Als het mooi weer is, speel ik liever buiten. Maar mijn computer is thuis.
Woon jij hier?’

Eindelijk begreep ik het misverstand. Ik zat hier in het Parc Monceau met mijn laptop om mijn e-mail te checken. In het park zat namelijk een hotspot van de gemeente Parijs zodat ik hier gratis kon internetten. Maar het ventje dacht omdat ik hier mijn computer had, dat ik hier ook woonde. Hij associeerde een computer met zijn huis.



Ik besloot het spelletje mee te spelen.
‘Nee, ik woon hier niet. Dit is mijn kantoor’, zei ik hem dan ook lachend.
‘O’, antwoordde het kereltje bedremmeld.

Om hem niet teleur te stellen, vertelde ik verder.

‘Mijn huis is daar!’ Ik wees naar de andere kant van de vijver.
Met grote ogen volgde het jongetje mijn vinger en keek naar het bankje aan de overkant van het water. Daarna keek hij me weer aan, in afwachting van wat ik nog meer te zeggen had.


Ik begon lekker op dreef te komen.
‘De vijver is mijn badkuip.’, vertelde ik. ‘Heb jij een badeendje?’
Het kereltje antwoordde vrolijk: ‘Ja! Ik heb er zelfs twee. Een gele en een rode!’
‘Ik heb geen badeendjes.’, zei ik,
‘Ik heb echte eendjes in mijn bad!’

Het jongetje moest lachen.


‘En zie je die boom daar?’, ik wees naar een willekeurige boom in de buurt.
Hij knikte ja.

‘Dat is nou mijn WC!’

Met grote ogen keek hij me aan. ‘Echt waar?’

‘Ja, echt waar!’, bevestigde ik.

Vervolgens werd ons gesprekje onderbroken door het geroep van een dame.
‘Matthieu! Kom je hier. Laat die meneer eens met rust!’

Zonder nog iets te zeggen draaide het jongetje zijn driewieler om en fietste naar zijn moeder toe.

Trots vertelde hij: ‘Mama, ik heb een echte zwerver gezien!’

Geen opmerkingen: